15 SEPTEMBER 1980
1637
de bijlagen nrs. 323, 325 en 326.
Ruim anderhalf jaar geleden heeft de fractie
van D'66 een schriftelijke vraag gesteld over de
onderhandse aanbesteding van werken. Door de vele
en ongetwijfeld drukke bezigheden van het college
van burgemeester en wethouders is het antwoord
lange tijd uitgebleven. Namens het college is wèl
toegezegd dat er bij de diverse diensten en be
drijven op zou worden aangedrongen overzichten op
te stellen van uitgenodigde firma's en aan te ge
ven aan welke firma het werk uiteindelijk is ge
gund, indien enigszins mogelijk met redengeving.
Aldus is het voor ons mogelijk enig zicht te krij
gen op handel en wandel van de gemeente als groot
ste afnemer van goederen en diensten in Breda.
Dit zicht is ons nimmer geboden. Graag verne
men wij alsnog in het kader van deze vier projec
ten waarbij het EnWa-bedrijf betrokken is, een
antwoord van het college.
De heer GARRITSEN: Omdat ik bezwaar heb tegen
onderhandse aanbesteding ben ik tegen het voorstel
bijlage nr. 320.
Wethouder BROOIMANS: Ik meen te mogen zeggen
dat het college acceptabele redenen kan aanvoeren
op grond waarvan het tot onderhandse aanbesteding
wil overgaan, Een dergelijke aanbesteding kan ge
rechtvaardigd zijn wanneer het, zoals in deze ge
vallen, om vakwerk gaat. Veelal betreft het hier
hooggespecialiseerd laswerk waarin slechts zeer
weinig firma's thuis zijn. Bij de aanleg van stads
verwarming komt slechts één firma in aanmerking,
hetgeen een reden is om met deze firma, waarmee we
goede ervaringen hebben, in zee te gaan.
Een tweede reden kan zijn dat er een gering
aantal strekkende meters moet worden aangelegd,
waarvoor het weinig zinvol is een openbare aanbe
steding te houden.
De heer DE BROUWER: De onderhavige voorstellen