24 JANUARI 1980 164 ze in de brief worden weergegeven. Over de landelijke problematiek, waarop de heer Garritsen is ingegaan, is naar mijn mening voldoende gezegd. Wêl wil ik nog enkele opmerkin gen over de verantwoordelijkheid van de gemeenten maken. Naar de mening van de heer Garritsen van de gemeenten mede geleid tot het ontstaan van de pro blemen bij het betaald voetbal. Met die stelling kan ik in het algemeen akkoord gaan. Ik denk dat de gemeenten in Nederland een zeer wisselend be leid hebben gevoerd en dat zij zich in hun beleid veel te weinig op elkaar hebben afgestemd. In een situatie waarin de ene gemeente in haar subsidië ring heel ver doorschiet en de andere niets doet, konden betaald^voetbal-organisaties bijna altijd de ene gemeente tegen de andere uitspelen, met ar gumenten als: "daar lukt het óók, waarom hier niet?" We hebben hier te maken met een bepaalde vorm van gemeentelijk autonomie, waardoor we ge zamenlijk aardig in de problemen zijn gekomen. Ik ben het er echter niet mee eens dat de gemeente Breda aan het ontstaan van die problemen specifiek zou hebben bijgedragen. Bij vergelijking van de N.A,C.-begroting met de begrotingen van andere e- redivisieclubs zal men zien dat er bij N.A.C. een sober beleid wordt gevoerd, een beleid dat naar mijn mening in overeenstemming is met een tijd zo als we op dit ogenblik beleven. Ik denk dat de ge meente Breda van dat sobere beleid mede de oorzaak is geweest, maar dat er ook bij N.A.C. een duide lijke bereidheid in deze richting heeft gelegen. Al met al ben ik het ermee eens dat in het alge meen de gemeenten de problematiek mede hebben ver oorzaakt, althans niet voldoende in de hand hebben gehouden, maar het is naar mijn mening niet zo dat Breda specifiek problemen zou hebben opgeroepen. De heer Garritsen heeft als voorwaarde gesteld dat er ten aanzien van de langere termijn meer duidelijkheid komt. Ik heb de raad er al op gewe zen dat dit op dit ogenblik onmogelijk is. Er zijn te veel onbekenden. We weten nog niet wat C.R.M.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 164