24 JANUARI 1980 168 behoorlijk op hun merites te beoordelen en alter natieven aan te dragen, te enen male heeft ontbro ken. Ik zou de argumenten stuk voor stuk kunnen ontzenuwen, maar dat zou veel te veel tijd kosten. De wethouder heeft gezegd dat de bijdrage van "Den Haag" nog niet bekend is en dat hij een jaar met de vereniging heeft moeten onderhandelen. Als ik dan maximaal anderhalf jaar vraag om de zaak opnieuw in ogenschouw te kunnen nemen, terwijl de wethouder al veronderstelt dat hij op verantwoorde wijze in het najaar met een volgend voorstel tot het beschikbaarstellen van geld kan komen, dan zou die termijn in wezen ook korter hebben kunnen zijn. Ik denk dat ik het hierbij maar moet laten. De wethouder heeft gewezen op het devies van N.A.C.nooit ophouden, altijd doorgaan. Altijd doorgaan met subsidie ontvangen en misschien van onze kant: met subsidie betalen. Ik veronderstel dat, als hier niet goed wordt gemanoeuvreerd, op den duur de raad op zijn schreden zal moeten te rugkeren en zal moeten zeggen dat het genoeg is geweest. Op dat ogenblik hebben we dan misschien spijt over de procedure die thans door het college wordt voorgesteld. De heer EISSENSIn verband met het late uur wil ik nog maar op één onderwerp ingaan. In ons voorstel hebben we mijns inziens een constructieve gedachte op tafel gelegd, waarbij we mèt de wet houder en mèt het bestuur van N.A.C. hebben gecon stateerd dat we de zaak tot 30 juni 1979 hebben aangezuiverd. Er is veel gesproken over vragen als "wat is er gebeurd?" en "hoe is het gekomen?" Als we echter naar de toekomst kijken, blijkt er wei nig in het verschiet te liggen; de heer Van Ban ning heeft daarop volkomen terecht eveneens gewe zen, In eerste termijn heb ik gezegd dat naar on ze mening op de meest korte termijn een aantal mensen zich met de toekomst van N.A.C. zal moeten bezighouden. Voor het geval dat het N.A.C.-bestuur

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 168