1694
24 SEPTEMBER 1980
kan ik mij niet voorstellen hoe hij tot zijn op
merkingen is gekomen dat de Hoge Raad een uit- or
spraak zal doen die niet past in wat naar zijn me- dc
ning volgens het geldende recht het geval zou moe- cc
ten zijn. Ook een dergelijke vrees kan ik mij niet hc
voorstellen, aangenomen dat de Hoge Raad het or
hoogste rechtscollege is, dat juist uitmaakt wat vc
er in twijfelgevallen aan de hand is. Ik zou de kr
heer Taks bovendien zelfs nog het volgende in over- bc
weging willen geven. Als hij zo boos tegen de kra- ac
kers is en wij kunnen ons dat in een aantal tc
gevallen heel goed voorstellen moet hij goed
begrijpen dat een uitspraak van de Hoge Raad over
deze zaken de krakers zeker niet welgevallig zal cc
zijn, als hij begrijpt wat ik bedoel. Vc
vc
De heer GARRITSEN: In eerste termijn heb ik cl;
ook min of meer in uw richting iets opgemerkt. Cc
Neemt u nu het standpunt in dat u wilt zien hoe er p3
in Nederland recht wordt gesproken, of vindt u vc
ik meen dat ook het collegebeleid in die richting h<
gaat dat krakersrecht op nutsvoorzieningen m<
hebben? In verband met deze laatste opvatting is Z:
men na een kort geding te hebben verloren tegen s,
de uitspraak in beroep gegaan. Of zegt u: "de wet- W(
geving is zodanig en politiek laten we het zo, hoe wi
het ook uitvalt"? i]
bi
De heer KAMMERAATWij zeggen niet dat kra
kers onder alle omstandigheden recht op levering V
hebben. Die uitspraak hebt u van ons nooit gehoord k<
en zo is het ook niet. Wèl hebben wij ons kunnen cl,
vinden in de interpretatie van de verordening en d
in de geldende beleidslijn. Ook op dit punt geeft o
de heer Taks trouwens blijk van een misverstand, d
door te zeggen dat enige leden van het college een d
beleidsombuiging zouden willen: de meerderheid van
het college wil juist geen beleidsombuiging, maar
handhaving van de beleidslijn. w
t
De heer TAKS: Die vraag is niet beantwoord! p