1702 24 SEPTEMBER 1980 Het gaat om een jongen van achttien jaar. In de commissie ruimtelijke ordening heb ik al be toogd dat dit toch weer iemand is die wellicht geen beroep hoeft te doen op huisvesting in de categorie "een- en tweepersoonshuishoudens", waar in het aanbod klein is. Laten we door soepel te zijn aan de wensen tegemoet komen. De VOORZITTER: Dames en heren. Ik zal uiter aard erg kort zijn. De discussie die mevrouw Sael- man nu aanspant, heeft zich al voltrokken in de commissie ruimtelijke ordening. De vraagstelling van de heer Oomen levert enige problemen op: een discussie over de vraag, wat mooi is en wat lelijk, is natuurlijk vreselijk moeilijk. Overigens wijs ik erop dat de welstandscommissie niet alleen is ingehuurd om iets mooi of lelijk te vinden: het gaat om een beoordeling naar rato van redelijke eisen van welstand, hoe merkwaardig dat woord dan misschien ook zou kunnen zijn. Dit heeft niet al leen met "mooi" en "lelijk" te maken, maar ook met een beleidsmatige achtergrond, de omgeving waarin iets zich afspeelt en dergelijke. Op dit onderwerp kan men zich binnenkort uitleven als wij met een nieuw reglement voor de welstandscommissie naar de raad toekomen. Bij die gelegenheid kunnen we wellicht over het functioneren van de welstands commissie in zijn algemeenheid met elkaar praten. Juist omdat het college niet de pretentie heeft de redelijke eisen van welstand nauwkeurig te kunnen ijken, heeft het samen met de raad een welstandscommissie, bestaande uit deskundigen, in gehuurd, die advies uitbrengt. Is men het met dat advies niet eens de raad kent de discussie over de vorige dakkapellenkwestie dan kan men zich beroepen op de raad en zit de raad onmiddellijk in de moeilijkheden: hij moet op de stoel van de welstandscommissie gaan zitten en wij mogen er met elkaar over praten. Dit is een merkwaardige en soms wel wat hopeloze situatie. Ik heb de argumenten van mevrouw Saelman

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1702