16 OKTOBER 1980 1758 precies de zinsnede waar ik in de commissie alge mene zaken bezwaar tegen heb gemaakt. Deze zinsne de was niet in de besprekingen vervat en u hebt ons het concept van de brief niet laten lezen, maar het zonder meer uitgebracht, met deze zinsne de erin. Daar heb ik juist bezwaar tegen gemaakt en het spijt mij wel dat u dat nu net als een ar gument tegen ons gaat gebruiken. De heer HENDRIKSEN: Het lijkt mij dat de in terne afspraken in D'66 in het vervolg dan wat be ter moeten worden gemaakt. Wat het college betreft: daarmee raak ik lich telijk in de vernieling. Bij zijn eerste reactie op punt 3.2. heeft wethouder Brooimans naar voren gebracht dat het ambtelijk voorstel in enkele ge vallen in het voordeel van eigenaars is, maar soms ook in het voordeel van krakers. Welnu, in de eer ste plaats is op dit ogenblik het ambtelijk voor stel niet aan de orde en hoeft het ook niet te worden verdedigd. In de tweede plaats: als dit de kritiek op het voorstel van P.v.d.A. en P.S.P. is, had ik toch kunnen verwachten men kent de weg dat er bijvoorbeeld van de kant van het college een amendement op het voorstel zou zijn ingediend. Dat amendement had dan serieus in discussie kunnen komen en we hadden het voorstel er misschien mee kunnen verbeteren. Verder heeft het college aange haald welke overwegingen ik bij het begin van de vergadering heb genoemd, zonder dat het daar in houdelijk op heeft gereageerd. Ik vind dat toch wel jammer. Tot slot wijs ik er op dat we nu heb ben kunnen kennisnemen van de mening van de meer derheid van het college, maar dat ik niet heb be grepen welk standpunt, althans inhoudelijk, de minderheid van het college inneemt. Ik zou het college willen verzoeken daarop alsnog in te gaan. De heer KAMMERAAT: Mijn opmerkingen aan het adres van de P.v.d.A. over het zich onttrekken aan rechtsregels hebben bij de heer Hendriksen tot een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1758