16 OKTOBER 1980 1774 gegrond zijn. Er bestaan inderdaad twijfels en we zijn daar ook nog niet uitgekomen, kennelijk ook het college niet, gelet op de formulering van het stuk dat thans op tafel ligt. Ik heb de indruk dat op basis van ondergeschikte argumenten en een ne gatieve gedachtengang de bouwaanvrage wordt afge wezen. Ik voel mij in mijn opvattingen gesterkt, in de eerste plaats door de uitspraak die is ge daan ten aanzien van het andere geval dat ik heb genoemd, en in de tweede plaats door de vraagte kens die uw naaste medewerker, de directeur van openbare werken, plaatst bij de juridische haal baarheid van uw beslissing voor het geval er in beroep wordt gegaan. De bouwaanvrage past vol strekt binnen de voorschriften welke gelden voor dit gebied, namelijk agrarische doeleinden A en B. Het is van belang te horen wat het college ver staat onder een levensvatbaar bedrijf. Vervolgens vraag ik mij af hoe u denkt te handelen indien de betrokkene in beroep gaat, gelet op het feit dat nu al nagenoeg vaststaat dat de bouwaanvrage over eenstemt met de voorschriften van het bestemmings plan. Gaat het college soms uit van de gedachten- gang dat de heer Van Hooijdonk een aardige man is, maar dat het hem niet zo goed kan vertrouwen? Dat is namelijk de toon die uit dit stuk spreekt. Nog maals wil ik zeggen dat ik nu niet wil ingaan op de eventuele consequenties van het verlenen van de gevraagde bouwvergunning. Ik wil uitsluitend spre ken over de juridische haalbaarheid van deze zaak en in dat verband dienen formele en inhoudelijke argumenten te worden gehanteerd. De agrarische functie en de levensvatbaarheid daarvan zijn niet weerlegd en ook is niet aangetoond op welke punten sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan, terwijl dat juist de elementen zijn waarom het in het vorige geval ging. Naar mijn mening wordt hier nogal royaal de weg van de rechtspraak bewandeld en ik vind dat wij met betrekking daartoe erg voorzichtig moeten zijn, want de rechter is niet degene die de politiek maakt. Naar mijn oordeel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1774