1779
16 OKTOBER 1980
laten ontlokken tot een discussie over de vraag
of wij iemand al of niet wantrouwen. De heer Ten
Wolde heeft eerder in de commissie ruimtelijke
ordening gezegd dat hij iemand het recht van de
twijfel gunt en dat is een heel andere benadering
dan wanneer wordt gesteld dat wij twijfelen aan
de oprechtheid van de indiener. Dat is mijns in
ziens de zaak waarom het gaat en ik vind dat wij
daarover niet te lang met elkaar moeten praten.
Ik heb twijfels omtrent deze hele zaak. Voor het
gehele college en een deel van de raad legt de
stelling dat er sprake zal zijn van een niet le
vensvatbaar bedrijf zo veel gewicht in de schaal
dat wij van mening zijn dat de gevraagde bouwver
gunning niet moet worden verleend.
Dat is het standpunt dat ik mijnerzijds naar
voren wil brengen.
Mevrouw SAELMAN-BOELENU twijfelt omdat er
geen motieven van de adviescommissie op tafel
liggen. Er is dan toch maar één weg, namelijk te
ruggaan naar de adviescommissie en aandringen op
het geven van motieven? Wij zitten hier immers
voor het beoordelen van die motieven en de advies
commissie mag toch niet op de stoel van de raad
gaan zitten? Als wij de adviescommissie vragen
waarom zij "nee" zegt mag zij toch niet volstaan
met te zeggen: "daarom"?
Wethouder VAN DUN: Mevrouw Saelman schetst
een verkeerd beeld van de situatie. Wij hadden
als college twijfels en daarom hebben wij de hulp
ingeroepen van de Adviescommissie Agrarische Bouw-
aanvragen en die heeft gezegd dat het hier niet
gaat om een levensvatbaar agrarisch bedrijf.
De heer TEN WOLDE: Ik verzoek u wel aan te
geven waar dat staat.
Wethouder VAN DUN: Moet ik daarop nu werke-
liik inaaar? Alle st-nkken liggen ter visie. In de