21 JANUARI 1980
17
van de Arbeid en ik verwierpen die procedure vol
strekt. Wij wilden een andere weg bewandelen, maar
dat werd werd door de V.V.D. geblokkeerd. Ik wil
daarom een beroep op de gehele raad doen om de
kwestie van het interpelleren eens aandachtig te
bekijken en ten aanzien daarvan een coulantere
houding aan te nemen.
Mevrouw SAELMAN-BOELEND'66 ondersteunt het
verzoek van de heer Koertshuis, niet omdat wij zo
gebrand zijn op een interpellatie, maar omdat in
de discussies die over het betreffende onderwerp
zijn gehouden is gebleken dat er geen enkele ope
ning kan worden gemaakt in de patstelling, terwijl
in de commissievergaderingen duidelijk werd geko
zen voor het openhouden van het M.A.I.C. Het gaat
nu niet zozeer om de vraag of de raad ertoe bereid
is in de toekomst het M.A.I.C. met subsidies te
steunen, want ik meen dat die mogelijkheid al wel
duidelijk aanwezig is. Mijns inziens dient nu met
name duidelijkheid te worden geschapen omtrent het
feit dat dit nu niet gebeurt en dat anderen hier
voor worden gespannen. Ik ondersteun derhalve het
verzoek tot het houden van een interpellatie.
De heer KOERTSHUIS: Ik zal proberen het zo
kort mogelijk te maken, maar ik moet toch wel wat
langer spreken dan in eerste termijn.
Ik ben werkelijk verbaasd en verbijsterd over
de opstelling van het C.D.A. en de Partij van de
Arbeid. Door het niet toestaan van de interpella
tie ontnemen zij de andere fracties het is ge
bleken dat drie fracties vóór de interpellatie
zijn het recht te kunnen spreken over een zeer
ernstige situatie, het feit dat er een instituut
is gesloten, een spoedeisende kwestie, waarbij men
in een impasse terecht is gekomen en waarbij ook
menselijke factoren een rol spelen. Bovendien is
het gebruikelijk wij zeggen dat althans tegen
elkaar in deze raad dat wanneer iemand ergens
over wil spreken, wil interpelleren, dit door de