30 OKTOBER 1980
1815
dat er forse financiële consequenties kunnen vol
gen voor de gemeenschap." Als college menen wij
deze overweging in dier voege te mogen begrijpen
dat wijals over een financieel belang tussen een
woningbouwvereniging en een gemeentebestuur een
conflict ontstaat, ongeacht de vraag hoe een der
gelijk conflict uitpakt altijd over gemeenschaps
gelden spreken. Dat deze benadering juist is heb
ik in eerste instantie ook van de heer Hendriksen
begrepen, in deze zin zouden wij het woord "ge
meenschap" in dit verband dan ook willen verstaan.
Ik ben er blij om en dat niet omdat ik
toevallig lid mag zijn van het C.D.A. dat aan
het eind van de thans ter tafel liggende motie
over het heropenen van de overlegsituatie wordt
gesproken. Dat is mijns inziens voor de menings
vorming in de raad duidelijker. In de commissie
openbare werken is naar voren gekomen, dat het
college aan de Stichting Brebo tweemaal een uitno
diging heeft doen uitgaan tot het in overleg met
haar zoeken naar een oplossing voor de ontstane
impasse. Op de resultaten van die uitnodigingen ga
ik nu niet in, ook zij zijn in de commissie open
bare werken besproken. Het lijkt mij in ieder ge
val juist dat de raad ons nu opdraagt c.q. ver
zoekt te komen tot heropening van het overleg. In
de context, de periferie van de motie dan nog het
volgende. Aanvankelijk werd gesuggereerd dat wij
ons in de te creëren overlegsituatie moesten ver
zekeren van de hulp van ofwel het ministerie of
wel de provincie.
De heer HENDRIKSEN: In de motie stond "even
tueel"
Wethouder VAN DUN: Akkoord, "eventueel met
behulp van het ministerie en/of de provincie". Wat
met name het laatste betreft, eventuele hulp van
de provincievraag ik mij in gemoede af welke in
dezen de verantwoordelijkheid van het provinciaal
bestuur is. Ik kan mij voorstellen dat het lonken