30 OKTOBER 1980
1817
indringend voorgelegd en het lijkt mij juist, dat
het college zijn standpunt hieromtrent mededeelt.
De heer HENDRIKSEN: De heer Garritsen inter
preteert hetgeen de P.v.d.A. naar voren heeft ge
bracht op zijn eigen manier. De vorige keer hebben
wij opgemerkt voor de argumentatie van de heer
Garritsen zeer gevoelig te zijn, waarbij wij het
college hebben verzocht ter zake een standpunt in
te nemen. Door ons is echter niet gezegd dat dit
voor vandaag zou moeten gebeuren, wel zal dit on-
zes inziens het geval moeten zijn voordat wij de
volgende keer over de zaak Brebo met elkaar aan de
praat raken. Dat is hetgeen van de zijde van de
P.v.d.A. naar voren is gebracht.
Overigens moet ik zeggen dat de rol van de
P.S.P. in deze aangelegenheid af en toe vraagte
kens bij mij oproept. De heer Garritsen stelde dat
wij eerst onze eigen zaakjes maar eens moeten op
lossen, waaraan hij de conclusie verbond dat wij
hiervoor niet naar Den Haag moeten gaan en dat hij
derhalve tegen de motie zal stemmen. Daarmee gaat
hij naar mijn mening aan de kern van de zaak voor
bij hij komt niet tezamen met de andere fracties
tot de erkenning dat zeer wezenlijkeerg ingewik
kelde problemen aan de orde zijn met betrekking
waartoe niet bij voorbaat te zeggen valt waar fou
ten zijn gemaakt en waar mogelijkheden tot oplos
singen zijn te vinden. Het moet ook hem bekend
zijn dat ten aanzien van een aantal punten de in
formatie niet volledig is geweest en niet een vol
doende uitvoerige discussie heeft plaatsgevonden.
Daarom betreuren wij het dat de P.S.P. niet zo
verstandig is tezamen met andere fracties deze mo
tie te onderschrijven.
De door de wethouder aangegeven interpretatie
van het woord ''gemeenschap" is juist. Wij hebben
daarmee stellig niet bedoeld te zeggen, dat wij
welke groep dan ook zouden willen afwijzen. Of
Brebo, de gemeente of het ministerie danwel wel
licht alle drie de partijen over de brug zullen