1818 30 OKTOBER 1980 moeten komen, uiteindelijk zullen de financiële consequenties op de gemeenschap worden afgewenteld en zullen de hiermee gemoeide bedragen uit de be lastingopbrengsten, uit welke schatkist dan ook, moeten worden betaald. Door de heer Van Dun zijn ook nog enkele op merkingen gemaakt over het thans uit de motie weg gevallen zinnetje over de rol van het ministerie en/of de provincie in deze aangelegenheid. Met zijn opmerkingen hieromtrent kan ik akkoord gaan, hij sluit in ieder geval niet uit gezien zijn nadere mededelingen kan dat ook niet dat het ministerie in deze kwestie een bepaalde rol zal spelen. Hij ontkent evenmin dat het, wanneer het ministerie in de richting van de gemeente oplos singen zou kunnen bieden, natuurlijk altijd wel kom zal zijn. Dat de heer Brokx dat niet zelf zal doen was ons bekend en wij hebben de vorige keer dan ook niet gezegd, dat dit zou moeten gebeuren. In onze motie stond het woord "ministerie". In ieder geval hebben wij nu van de zijde van Den Haag en ook van de wethouder begrependat in Den Haag bereidheid tot het volgen van deze kwestie bestaat. De heer SCHURING: Als het mijnheer Brokx niet is moet het mijnheer Beelaerts zijn, want zij zijn met z'n tweeën de baas. Is het dan mijnheer Bee laerts? De heer HENDRIKSEN: Ik heb het niet over een opdrachtgever in dezen gehad, ik heb erover gespro ken wie op een gegeven moment welk klusje aanpakt. De heer Brokx heeft te kennen gegeven dat hij dit niet persoonlijk zal doen, wat ik mij kan voor stellen in de periode waarin hij zijn eigen begro ting moet verdedigen, waaraan hij regelmatig zijn handen vol heeft. Dat hij zoiets als dit aan amb tenaren delegeert lijkt mij een volstrekt normale gang van zaken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1818