1824 30 OKTOBER 1980 zijn vanavond voortdurend aan het interpreteren bijna beledigd moeten voelen omdat mijn eigen fractie tezamen met een mij ook niet onbevriende fractie een motie in mijn richting indient. De heer Ten Wolde doet het wat kalmer aan, hij spreekt niet over een belediging, maar hij spreekt mij toch ook aan als een lid van het dagelijks bestuur dat van zijn eigen fractie een motie aan de broek krijgt. Ik zou in verband hiermee willen opmerken, dat ik door mijn eigen club dit overigens in het goede onmogelijk kan worden beledigd, dat dit per definitie onmogelijk is, maar overigens heb ik van het begin af aan begrepen ook veer tien dagen geleden al toen de heer Hendriksen zijn motie indiende en nu eveneens uit de woorden van de heer Schuring dat zowel de éne als de andere motie als een ondersteuning voor het college was bedoeld. Welnu, op elk moment waarop het college door welke club in de raad ook wordt ondersteund zeg ik daarvoor hartelijk dank. De VOORZITTER: Ik zou nu willen proberen over een en ander tot een besluit te komen. Ik heb be grepen, dat over de vanavond ingediende motie toch een uitspraak van de raad wordt verlangd. Hoewel het college tegen de motie geen bezwaar heeft lijkt het mij toch verstandig erover te stemmen. De heer GARRITSEN: Ik wil een korte stemver- klaring afleggen. De P.S.P.-fractie is van oordeel dat het, als deze motie wordt aangenomen, heel duidelijk is dat wij weer met Brebo en St. Joseph zullen gaan over leggen, terwijl wij als raad onzes inziens eerst volledige inzage moeten hebben van alle hierop betrekking hebbende stukken om te kunnen beoorde len welke weg wij in dezen moeten gaan. Het gaat om grote belangen van een woningbouwvereniging, van de sociale woningbouw en van de gemeente, het gaat eveneens om de positie van de gemeenteraad. Naar onze overtuiging is het noodzakelijk, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1824