1836
30 OKTOBER 1980
weten waar ik het over heb: toen in 1978 de begro
ting ter discussie stond, heeft hij uiteengezet
dat er op bepaalde termijnen veertien nota's zou
den verschijnen, waarvan er naar ik meen twaalf
over tijd waren. Ik durf op dat punt geen enkel
risico meer te nemen: als ik data noem moeten ze
haalbaar zijn.
De pijn bij het C.D.A. hangt naar ik heb be
grepen samen met de ontwikkelingen in Breda van
"ambulant jongerenwerk". Er is in Breda op het
ogenblik een gevarieerd aanbod van welzijnswerk.
Het J.J.C. begeleidt vrijwilligers, het I.M.W.
doet het een en ander en het J.A.C. doet veel op
het gebied van de hulpverlening: er zijn talloze
instellingen die voor jongeren op sociaal-cultu
reel gebied of op het gebied van individuele hulp
verlening iets kunnen betekenen beide gebieden
kunnen overigens best nog wel versterking gebrui
ken maar er is inmiddels voor de jongeren een
uitgebreid tussengebied ontstaan. Op dat tussen
gebied blijken zich meer of minder sterk georga
niseerde groepen van jongeren te vormen die zich
niet tot de huidige welzijnsinstellingen aange
trokken voelen en die door die instellingen ook
heel slecht worden bereikt. Vaak is het erg moei
lijk met deze groepen contact te maken.
Dit is niet een typisch Bredase trend, maar
een trend die zich overal in Nederland voordoet.
Overal wordt gezocht naar een goede benadering van
dergelijke groepen. De groepen zijn individueel
sterk verschillend en het is dan ook vreselijk
moeilijk er één beleidslijn voor aan te geven of
uit te maken wie zich in de praktijk met de gewens
te benadering moet bezighouden. Je zult per situ-^
atie moeten bekijken hoe je een oplossing kiest.
Uitgangspunt blijft overigens dat wij in Breda
nogal wat instellingen hebben en dat we enerzijds
die instellingen eraan willen wennen dat ze, wil-^
len ze voor dergelijke jongeren van betekenis zijn
anders zullen moeten optreden, terwijl we ander
zijds de jongeren de weg naar die instellingen