1852 30 OKTOBER 1980 De VOORZITTER: Ik heb uit het eerste deel van uw betoog begrepen dat de motie reeds is ingetrok ken. Het woord is nu aan de heer Welschen. Wethouder WELSCHEN: Alleen de heer Veelenturf heeft enkele opmerkingen gemaakt die een korte re actie vergen. Hij heeft in de eerste plaats ge sproken over een claim van de Pluu. Inderdaad is er een claim van de Pluu, maar het is voor wat de toekomst betreft geen gehonoreerde claim. Voor zo ver ons bekend wil men bij de Pluu op dit terrein blijven werken, maar of dit het geval zal kunnen zijn, wordt na de evaluatieperiode bekeken. In de tweede plaats heeft de heer Veelenturf nog eens gezegd dat de gemeente er zo maar een groep uitgeplukt heeft om deze voor hulp in aan merking te laten komen. Dit is niet het geval. De groepen waarmee wij besprekingen voeren staan op basis van de eerste termijn genoemde criteria in een bepaalde prioriteitenvolgorde en we plukken er niets uit: we proberen een en ander zo zakelijk en zo objectief mogelijk te bekijken. Ik weet dat in de stad in verband met de Freetimers de gedachte bestaat: als je met een flinke demonstratie of wat dan ook naar de gemeen te komt, word je geholpen. Zo is het pertinent niet. Het feit dat de Freetimers zich duidelijk in de publiciteit hebben gepresenteerd heeft geen oorzakelijk verband met het feit dat ze daarna de hoogste prioriteit hebben gekregen. Als zij in een situatie hadden verkeerd waarin enkele andere groepen verkeren, een situatie waarin in hun buurt wèl aanbod van welzijnsactiviteiten aanwezig zou zijn geweest, zouden ze op een lagere plaats zijn gekomen en zouden andere groepen zijn voorgegaan. Dat moet wat mij betreft eens en voor altijd dui delijk zijn. Elke groep die passages in mij ove rigens nog niet bekende brieven schrijft waarin het tegendeel wordt gesuggereerd, zal ik in die zin antwoorden. Er wordt hier niet gereageerd op demonstraties, publiciteit of wat dan ook, er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1852