1860 30 OKTOBER 1980 op terreinen die nog particulier bezit zijn. Tegen die achtergrond vraagt onze fractie zich af of de onderhoudsmaatregelen wel effectief zullen zijn. Als je op bepaalde akkers wèl flinke maatregelen neemt en op andere akkers niet, komt wellicht de effectiviteit in het gedrang. Dit is voor onze fractie een bron van zorg. Wethouder VAN DUN: De opmerkingen van de kant van de raad hoeven mijns inziens niet tot een uit gebreide discussie met het college te leiden; dat scheelt dan ook weer in de tijd. In dit verband wijs ik erop dat de materie in commissieverband met uiterst deskundige hulp redelijk uitputtend is besproken. Er zijn enige uitgangspunten die voorop staan en die naar mijn indruk door de raad in grote lij nen worden gedeeld. Ik vind het plezierig dat in aanwezigheid van ambtenaren waardering voor de rapportage is uitgesproken, want er is waarachtig wel aan gewerkt. Van alle sprekers heb ik begrepen dat de onderhavige problematiek de moeite waard wordt gevonden. Ik onderstreep dat van ganser har te, want het is naar ik meen nog steeds een ieder duidelijk dat de landgoederenzone in de uitleg van de Haagse Beemden een functie vervult die dui delijk boven het versierende uitgaat. Ik geloof dat de landgoederenzone een zó wezenlijk bestand deel van de planuitleg Haagse Beemden vormt, dat het de moeite waard is er aandacht aan te schenken, in een rapportage de voortgangsmogelijkheden vast te leggen en geld voor het beheer uit te trekken. Dit zijn enige punten die voorop staan en waarmee geen van de sprekers naar ik heb begrepen moeite heeft. De heer Goos heeft een specifieke vraag over de kwestie van de ontwatering gesteld. Het is duidelijk dat hij vanuit zijn optiek heeft gedoeld op de eeuwige conflictsituatie tussen bo men en het agrarisch gebruik van gronden. Dit punt zal prudent moeten worden bekeken,. Wij willen beide elementen handhaven: gestreefd wordt naar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1860