30 OKTOBER 1980 1861 een groen hart in de Haagse Beemden, bestaande uit bosschages, maar ook en dat maakt het plan zo aantrekkelijk uit agrarische bedrijvigheid mid den in een uitgebreid woongebied. De heer Goos blijkt zich zorgen te maken over de wijze waarop de beide elementen zich tot elkaar verhouden. In dit verband kan ik zeggen dat wij enerzijds zelf prudent zullen moeten zijn, terwijl anderzijds de raad bij de verdere uitwerking en bij de verdere rapportages ten aanzien van het landgoederengebied de vinger aan de pols zal mogen houden. Ik hoop dat de heer Goos, die de ter tafel liggende investering heeft vergeléken met de bouw kosten van het slachthuis, daarmee niet ook maar even durft te suggeren dat wij vroeger of later tot verkoop van de landgoederenzone zullen komenJ Dit misverstand wil ik op voorhand niet in de we reld helpen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Goos ook over de onkruidakker enigermate bezorgd is. Merk waardigerwijze komen terughoudende opmerkingen over het welig tieren van onkruid altijd uit dezelfde hoek. Ik herinner mij dat in 1972 in deze raads zaal ook iemand uit Princenhage, de heer Biemans, over het probleem heeft gesproken en dat deze ons toen ten aanzien van deze operatie zeer nadrukke lijk voor de problematiek van het overwaaiend zaad heeft gewaarschuwd. Wij zullen ook in dit opzicht steeds de vinger aan de pols houden. De heer Van Asseldonk heeft zich mijns in ziens wel enigszins terecht nogal kritisch uit gelaten over de kwestie van de "complementaire voorzieningen" bij dit soort activiteiten. Hij heeft betoogd dat de dienst van beplantingen het goed doet en dat het groen in de stad er netjes uitziet, waaraan hij de vraag verbond of hij zich over de ontwikkeling van het onderhavige gebied en met name over de onderhoudskosten zorgen moet maken. Ik zou bijna willen zeggen dat hij de krant vanmorgen waarschijnlijk te goed heeft gele zen: gisteren bij het slaan van de eerste paal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1861