1862 30 OKTOBER 1980 voor iets dat ook de dienst van beplantingen toch wel op prijs stelt, schijnen de heer Van Asperen en ik in het openbaar over dit punt te hebben ge'- discussieerd. Ik wil hierover geen misverstand laten bestaan. Wanneer wij in het algemeen moeten gaan bezuinigen, moeten we dat naar mijn mening reëel doen en dan zal ook de sector beplantingen tot bezuinigingen moeten komen. Ik vind het niet erg als de Bredase bevolking merkt dat we ook op dit gebied een stapje terug moeten. Dit bedoel ik met een stuk valse romantiek dat op een gegeven ogenblik de verwachting schept, ook bij de mede werkers van de dienst beplantingen zelf, dat er alleen maar aandacht moet bestaan voor wat de dienst versierend in de stad doet. Ik vind dat de dienst van beplantingen ook moet worden beoordeeld op zijn functionaliteit en dat helaas ook die dienst iets van de bezuinigingen zal moeten merken. En toch gaan we dit avontuur aan. De heer Van Asseldonk vraagt zich nu naar ik aanneem af of de toekomstige onderhoudskosten in het kader van de complementaire voorzieningen in de Haagse Beem den voor dit avontuur veilig zijn gesteld. Welnu, de raad weet dat wij bij eerdere begrotingsbehan delingen twee dingen hebben gedaan. In de eerste plaats hebben we de systematiek van de complemen taire voorzieningen heel expliciet losgelaten; in de tweede plaats zijn we financieel-technisch de redenering gaan volgen dat er voor één Breda één begroting moet zijn en dat de Haagse Beemden op gelijke wijze moeten worden behandeld als de rest van de stad. Als we die lijn volgen ik kan mij voorstellen dat men er bij tijd en wijle wel eens kritiek op heeft is het wat onduidelijk, welk onderhoudsniveau in de toekomst uit een grote "pot kan worden bekostigd. Het is niet zo dat de dienst van beplantingen, zoals de heer Van Asseldonk heeft verondersteld, uit de boot zou zijn gevallen De dienst heeft in vroeger tijd onderhoudsclaims voor de Haagse Beemden ingediend en die zijn door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1862