1866 30 OKTOBER 1980 de twee eigenaren van landgoederen in de Haagse Beemden is soms heilig tot bewolkt; de benadering verschilt aan beide kanten nogal. Ik weet dat de mensen van de dienst beplantingen er alles aan doen om deze contacten zo open als mogelijk is te houden en zo veel mogelijk voor de gemeente Breda binnen te halen. Overigens wijs ik erop dat de be trokkenen plotseling de oprukkkende woonbebouwing en de mensen op zich af zien komen en dat dat nog al een ingreep is. Ik vraag daar begrip voor, maar ik heb goede hoop dat vroeg of laat hetgeen wij willen zo veel als mogelijk is zal kunnen worden geregeld. Het uiterste kun je naar mijn mening al leen bereiken als je bereid bent de landgoederen te kopen, een operatie die de gemeente Breda nooit zal kunnen realiseren. De heer Van de Steenoven is ingegaan op de toegankelijkheid, waarover ik al iets heb gezegd. Voorts heeft hij zich nog afgevraagd of de gemeen te geen onnutte kosten maakt als zij gelden naar bepaalde terreinen draineert terwijl op particu liere terreinen niet in de door haar gewenste mate maatregelen kunnen worden genomen. Dit blijft een nadeel van het beheersplan en daarom hoop ik we al pratend en werkend over en weer tot een betere in vulling zullen kunnen komen. De heer VAN ASSELDONK: Ik dank de wethouder voor zijn duidelijke antwoord. Wat de bezuinigin gen betreft: ik kan mij voorstellen dat men ergens op gaat bezuinigen, maar in het rapport buitenge bied 1977 heeft natuurlijk wel een financiële ver taling gestaan. Is men daarop gaan bezuinigen of is men zo maar tot bezuinigingen gekomen? Als je een plan vaststelt, kun je uitgaan van een bepaald bedrag dat voor een bepaald doel bestemd is en waarop je kunt gaan bezuinigen. De wethouder ver schaft in dat opzicht geen duidelijkheid. Men is gaan bezuinigen, maar de wethouder zegt niet waar op. De wethouder onderschrijft dat er een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1866