1890 30 OKTOBER 1980
om een globaal bestemmingsplan, waarbij de invul
ling aan burgemeester en wethouders wordt gedele
geerd. Naar mijn mening is het bij een dergelijk
plan de bedoeling en in het bijzonder voor Res
teren was dat toch in het vooruitzicht gesteld
bevoegdheden op het gebied van de invulling over
te dragen aan de mensen die in het betrokken ge
bied komen wonen. Daarover is echter nog niets be
kend. We weten alleen dat er veel gesprekken zijn
geweest, gesprekken tussen wethouders en gesprek
ken met allerlei groeperingen, maar nu de raad het
globaal bestemmingsplan moet vaststellen, is er
nog niets concreets. Tegen die achtergrond heb ik
er grote moeite mee bij dit bestemmingsplan veel
bevoegdheden aan het college van burgemeester en
wethouders te delegeren. De gemeenteraad zou er
verstandig aan doen de bevoegdheden aan zichzelf
te houden en te pleiten voor de vaststelling van
een gedetailleerd bestemmingsplan.
Het tweede punt waartegen ik bezwaren heb, is
de woningdifferentiatie. Er is een zekere ver
schuiving tot stand gekomen, maar keihard staat
ook in dit plan dat we te maken hebben met 30% wo-
ningwetbouw. De zin die de heer Van de Steenoven
heeft geciteerd, komt erop neer dat praktische re
denen het college hebben genoopt van de percenta
ges af te wijken. Naar mijn mening is men vanuit
een financiële invalshoek tot deze ombuiging geko
men, terwijl het, zoals ik vaker heb betoogd, wen
selijk is éérst te formuleren welk volkshuisves
tingsstandpunt men inneemt. Volgens het huidige
beleid gaat men bij een aantrekkende koopwoning
markt weer meer koophuizen op het programma zet
ten. Beter is het na te gaan voor welke groepen er
moet worden gebouwd, waar de nood ligt en hoe men
daarop moet inspelen. Men zou het beleid niet moe
ten laten afhangen van de toevallige ontwikkeling
van de marktrente en dergelijke factoren.
De heer Ten Wolde heeft betoogd dat de bouw
van woningwetwoningen erg duur is en dat de rijks
overheid weinig geld voor de financiering daarvan