1 DECEMBER 1980 1942 de premiehuurwoningen. Ik vind het reëel om daar van uit te gaan. Het is absoluut niet mijn bedoe ling het beleid van de heer Van de Steenoven dan wel het beleid van de Partij van de Arbeid, lande lijk of plaatselijk, ter discussie te stellen. Wel moet ik opmerken dat steeds weer in deze raad de discussie over dit onderwerp uit de weg wordt ge gaan terwij 1 wij toch samen op weg moetenDe heer Van de Steenoven weet ook nu weer een helèboel aan te voeren waarvan hij meent dat het bij het college niet in goede handen zou liggen. Wij wil len echter wél het college ons vertrouwen geven. De heer VAN DE STEENOVEN: De heer Ten Wolde wil van de heer Van Dun horen hoe het standpunt van het rijk luidt en wat er zal gebeuren als het rijk met de wijziging van het percentage niet ak koord kan gaanf maar ik wil ook wel graag van de heer Ten Wolde horen of hij het nu wel of niet eens kan zijn met de woningbouwdifferentiatie zo als die in het preadvies is aangegeven. Ik vind dat de V.V.D. eens eerlijk haar gezicht moet tonen. De heer TEN WOLDE; Ik moet vaststellen dat wij hier in de raad nog steeds niet naar elkaar luisteren. Ik heb er zojuist op gewezen dat de V.V.D. in haar programma een genuanceerde passage over woningbouw heeft opgenomen, bij welke passage ik mij persoonlijk volledig kan aansluiten. Verder heb ik gezegd dat wanneer de woningmarkt inzakt tijdelijk ten aanzien van bepaalde categorieën een pas op de plaats moet worden gemaakt. Als de heer Van de Steenoven naar mij had geluisterd, had hij zijn interruptie ook niet gemaakt. De motie over de inspraak is een typische P.v.d.A.-motieaangezien men het inspraakmodel waarmee nu een start wordt gemaakt, specifiek voor dit bestemmingsplan, onmiddellijk uitgangspunt wil doen zijn voor de verdere toekomst; men wil dat model dus definitief toepassen. Het hangt echter nog van de resultaten af of dat moet gebeuren. Wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 1942