1 DECEMBER 1980
1946
helpen. Het is zeer zeker niet onze bedoeling dat
te doen, want dan zouden wij zeer ongeloofwaardig
zijn bij onze presentatie van de nota volkshuis
vesting met een taakstellend bouwprogramma. Ik be
grijp niet waarom de heer Garritsen het hachelijk
vindt van die nota uit te gaan, want het gaat
daarbij om een voorstel van burgemeester en wet
houders. Als de heer Garritsen de behoefte heeft
ons daarvan af te brengen is het inderdaad een ha
chelijke zaak geworden. Ik heb de indruk dat het
met name aan hem zelf ligt of dit beleidsvoornemen
van het college kan worden omgezet in een daadwer
kelijk realiseerbaar geheel in Breda. Dit betreft
dus de toekomst, na Resteren.
In de tweede plaats wil ik ingaan op het feit
voor de onduidelijkheid neem ik nu weer wat gas
terug.' -- dat men op dit moment aan de woningdif
ferentiatie van Resteren zo zwaar tilt. Ik meen
dat we in alle realiteit mogen zeggen dat onder
het hele plan tot en met Resteren globaal de wo
ningdifferentiatie ligt zoals we die in grote lij
nen hebben afgesproken bij de start van het struc
tuurplan. Nu hebben wij echter in de commissie
is dat ook zeer nadrukkelijk aan de orde geweest
concretere gegevens over een aantal categorieën,
met name over de bejaarden en over de één- en
tweepersoonshuishoudens, zodat men die ook concre
ter in het plan kan terugvinden. Desalniettemin
staat een aantal percentages met betrekking tot de
vrije sector en de premiekoopsector nog recht
overeind. Ik meen daarom dat niet kan worden ge
steld dat het beleid plotseling volledig is gewij
zigd, terwijl ik thans ook geen genoegen kan nemen
met de opmerking van de heer Van de Steenoven dat
bij het college inzicht begint te ontstaan. Met
alle respect voor de heer Van de Steenoven moet ik
toch zeggen dat ik dat je reinste flauwekul vind.
Wij hebben gewoon op basis van de verplichting die
wij hebben een bestemmingsplan Resteren gemaakt,
terwijl wij daarnaast te uwer beoordeling een nota
volkshuisvesting hebben opgesteld, waarin men een