1 DECEMBER 1980
1964
spelen in de woonomgeving. Zoals in alle nota's
komt men uiteindelijk tot aanbevelingen en beleids
voornemens, maar tot mijn spijt moet ik in tegen
stelling tot mevrouw Elie zeggen dat de nota welis
waar uitvoerig is wat de beschouwing van de situa
ties in buurten en wijken betreft, maar dat er in
feite weinig in de conclusies staat; dat zou al
thans de eerste indruk kunnen zijn. U zegt trou
wens ook zelf, dat deze nota eigenlijk niet meer
bij de tijd is, dat niet voldoende onderzoek is
verricht naar de kwaliteit van de woonomgeving in
relatie tot de huidige speelvoorzieningennoch
voldoende onderzoek naar het gebruik dat van de
huidige speelvoorzieningen wordt gemaakt, waarna
u stelt dat het speelgebeuren in Breda aan een to
tale herbezinning toe is. Vervolgens komt u tot de
aanbeveling dat eerst de verbetering van de woon
omgeving ter hand moet worden genomen, terwijl in
tweede instantie het speelpakket zal moeten worden
verbeterd en uitgebreid, waarbij het stedebouwkun
dig en verkeerstechnisch beleid zal moeten worden
betrokken. Voorts geeft u aan, dat inspraakproce
dures noodzakelijk zijn, Wij zijn ook voorstanders
van het betrekken van bewoners bij de planning,
maar gezien het pakket randvoorwaarden dat u op
bladzijde 30 met betrekking tot het slagen van de
ze aanpak stelt vragen wij ons toch af of u hier
mee niet vooruitloopt op de discussie rond de de
mocratische welzijnsplanning. Natuurlijk is het
samenstellen van een ambtelijke werkgroep met
daarin opgenomen de betrokken diensten, waarmee u
tot een geïntegreerd plan wilt komen, alleszins
zinnig. U wilt deze werkgroep de wijk insturen om
de bewoners te laten meespreken over de eventuele
verbetering van hun woonomgeving, het aanbrengen
van voorzieningen en dergelijke, al dan niet ge
richt op het spelen. U stelt het allemaal ruimer,
maar wat zal er gebeuren wanneer ter zake wensen
van de bewoners op tafel zullen liggen? Welke fi
nanciële consequenties heeft een dergelijke proce
dure? Tot welke concrete invulling van wensen van