196 28 JANUARI 1980 Er blijkt in Nederland gedurende het gehele jaar erg veel belangstelling voor sportieve recre atie te zijn, maar in de vakantieperiodes kan er zeker in bepaalde wijken een duidelijke piek ontstaan. Wij zullen daar in ieder geval rekening mee houden. De beleidsmedewerker betekent zeker geen rem op het flexibel werken. Het is onze bedoeling dat die beleidsmedewerker zoveel mogelijk afspraken maakt, coördinerend werkt en vervolgens probeert om het budget een aantal recreatiesportleiders op basis van deeltijdwerk aan te trekken, die in de buurten en wijken met de groepen zaken gaan rege len. De beleidsmedewerker coördineert voornamelijk en zorgt voor continuïteit in de afspraken, het geen hard nodig is maar de flexibiliteit niet in de weg staat. Mevrouw Elie heeft nogal wat opmerkingen ge maakt waarin ik mij volledig kan vinden. De prio riteit ligt op dit moment bij de niet-sporters, bij vrouwen, bejaarden en gehandicapten die wij moeten proberen uit hun huizen en in beweging te krijgen. Wat de vrouwen betreft zullen wij zeker voor kinderopvang moeten zorgen, omdat het meedoen aan de sport anders inderdaad maar voor een be perkt aantal vrouwen mogelijk is. Wat de kwestie van mannen met zware lichame lijke arbeid betreft wil ik nog eens in de raad stellen dat op dit moment slechts een heel beperkt deel van de Nederlandse bevolking georganiseerde sport beoefent. Grote groepen niet alleen in Breda maar ook elders nemen niet aan georgani seerde sport deel en bij die groepen spelen vrou wen en lager-betaalden een heel belangrijke rol. Het blijkt zo te zijn dat het gebruik maken van recreatiemogelijkheden in het algemeen samenhangt met het niveau waarop de mensen werken. Heeft men creatief en afwisselend werk, dan is ook het (sportieve) recreatiepatroon veelzijdig en inten sief en het omgekeerde geldt ook. Op basis van die kennis moeten wij proberen nogal wat te gaan doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 196