1985
1 DECEMBER 1980
ik al eens gezegd, dat op een gegeven moment het
werkgelegenheidsaspect wel eens gebruikt zou kun
nen worden, wat nu dan inderdaad gebeurt in de
brief van Wagemakers; men stelt het werkgelegen
heidsaspect tegenover het beleid zoals het colle
ge dat voert. Het college dient naar mijn mening
niet reeds bij voorbaat voor dat argument door de
knieën te gaan. Milieu-aspecten behoren stellig
zeer zwaar te worden gewogen, maar als raad zullen
wij voor alles moeten weten hoe de situatie nu
precies is en aan die noodzakelijke informatie
van de raad heeft het in dit geval in ruime mate
ontbroken.
Overigens ben ik in tegenstelling tot de
V.V.D.-woordvoerder van mening dat wij de wet
ruimtelijke ordening heel goed in het kader van
de milieuwetgeving kunnen gebruiken. In de nieuwe
bestemmingsplannen, die in deze tijd worden ont
wikkeld, wordt vaak of zelfs verplicht een hoofd
stuk opgenomen, waarin precies is aangegeven wel
ke bedrijven zich in het betreffende gebied mogen
vestigen, een mogelijkheid waarvan wij mijns in
ziens inderdaad gebruik moeten maken. In vele pu
blicaties wordt gewezen op de mogelijkheden die
wij in dezen hebben en het is naar ik meen ook
bijzonder moeilijk het milieu alleen op grond van
de milieuwetgeving goed te bewaken. Tegen deze
achtergrond heb ik met een ruimtelijke-ordenings
procedure geen moeite. Wel vraag ik van het col
lege de toezegging dat wij misschien niet nu,
maar in een commissievergadering of een besloten
raadsvergadering deze zaak eens uitvoerig op
tafel zullen krijgen. Willen wij ons teweer stel
len tegen bepaalde ontwikkelingen in de maatschap
pij dan kan ik mij voorstellen dat wij op bepaalde
momenten ter wille van gemeenschapsbelangen en met
het oog op onze onderhandelingsposities bepaalde
zaken niet open op tafel kunnen leggen, maar het
is een feit in dit opzicht voel ik toch wel
enigszins met de V.V.D. mee dat ons wordt ge
vraagd over dit voorstel een beslissing te nemen