198 28 JANUARI 1980 geweest en wij hebben daar ook gezien hoe het gaat de bedragen die wij nu hebben uitgetrok ken wel nodig zijn. Als wij die bedragen niet ter beschikking hebben, denk ik dat wij met een instru mentarium gaan werken dat bij voorbaat onvoldoende is om een beleid als het onderhavige van de grond te krijgen. Ik heb al gezegd dat ik in principe graag meer gebruik wil maken van de georganiseerde sport, maar dat de georganiseerde sport wat dat betreft qua kader enz. de nodige beperkingen kent. Overleg daarover zal blijven plaatsvinden. De heer Garritsen heeft nog enkele vragen met betrekking tot de binnenstad gesteld. De bin nenstadscomités heb ik gezegd dat wij criteria voor de buurten in de nota zouden opnemen. Men kan dan zelf zien waar men ongeveer zit. Ik heb er wel op gewezen dat de bedragen, die wij hebben opgeno men, zodanig zijn dat wij maar één of twee buurten per jaar goed kunnen benaderen. Dat betekent dat er heel duidelijk keuzes gemaakt moeten worden en het ligt niet voor de hand dat wij daarbij altijd in de binnenstad terecht zullen komen, want juist aan de rand van de binnenstad dus net daar bui ten ligt een aantal wijken dat echt nogal wat aandacht verdient. Dan heeft de heer Garritsen opgemerkt dat de gemeente niet moet gaan zitten afwachten. Het is uitdrukkelijk onze bedoeling om de mensen persoon lijk in hun woonomgeving te gaan benaderen en de zaak op die manier op te bouwen. Ik meen hiermede alle vragen en opmerkingen te hebben beantwoord en wil het hier in eerste in stantie bij laten. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders beslo ten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 198