2035 4 DECEMBER 1980 het W.B.K.K. heb gezegd. Het is mij in de praktijk heel duidelijk geworden dat deze tien mensen er zeker toe bereid zijn op een constructieve wijze mee te denken in dit proces. Ik geloof dat we hartstikke gek zouden zijn als we daarvan geen dankbaar gebruik zouden maken. De heer Van Asseldonk heeft een vraag gesteld over de nog verdere toekomst, waarbij hij uitging van een wederom niet slagen. Ik ben van oordeel dat ik daarover geen uitspraken kan doen, omdat het hierbij niet gaat om het beleid van een wet houder noch om het beleid van het college. Er ligt een raadsuitspraak en daaraan is het college ge houden. Ook ik acht mij gehouden daaraan uitwer king te geven. Die uitspraak luidt dat vooralsnog een bestuurscommissie ex artikel 61 de gewenste bestuursvorm voor de Beyerd is. Wij zullen, al of niet fluitend, trachten daaraan uitvoering te ge ven. Indien over zes maanden opnieuw blijkt dat het een fata morgana is wat wij met elkaar nastre ven, zal mijns inziens met name de raad zich moe ten uitspreken over de gewenste toekomstige struc tuur. Ik acht het weinig zinvol daarover nu reeds bespiegelingen te houden. Wij kunnen uiteraard niet blijven zitten met een situatie waarin ervan wordt uitgegaan dat er een bestuurscommissie be hoort te zijn, terwijl in de praktijk burgemeester en wethouders de betreffende bevoegdheden hebben. Hiermee ben ik meteen gekomen bij de laatste vraag van de heer De Brouwer. Hij heeft gevraagd of, gelet op het feit dat er geen commissie ex ar tikel 61 is, de commissie cultuur niet op een veel stringentere wijze moet worden ingeschakeld. Ik meen dat hij twee zaken met elkaar verwart. Er is uitgesproken dat een bestuurscommissie ex artikel 61 de meest gewenste bestuursvorm is, zodat wij daarnaar ook streven. Zo lang die er niet is is het college van burgemeester en wethouders gehou den die taak tijdelijk over te nemen. De commissie cultuur is een adviesorgaan vanuit de raad en zij draagt een andere verantwoordelijkheid. Die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2035