2041
4 DECEMBER 1980
Wethouder SANDBERG: In de richting van de
heer Oomen wil ik opmerken dat het uitvoering ge
ven aan de beleidsnota voor de bestuurscommissie
centraal zal staan. Ik meen dat voor conflictsitu
aties tussen het team en de bestuurscommissie, zo
daarvan in het verleden al sprake was, nu veel
minder aanleiding zal bestaan, omdat er een be
leidsnota is die door de raad is vastgesteld.
Ik heb een zestal argumenten genoemd en de
heer Oomen stelde daar tegenover het handhaven
van de eertijds gemaakte afspraak. Deze twee ar
gumentaties kun je tegen elkaar afwegen en ik meen
dat voor de overgrote meerderheid van het college
de balans doorslaat naar de zes door mij genoemde
argumenten.
De heer De Brouwer wil alle kandidaten door
de commissie cultuur laten beoordelen, maar dat
verhoudt zich niet met de afspraken die binnen ge
meentelijk verband daarover zijn gemaakt.
De heer Garritsen kon mijn berekening niet
volgen, hoewel die mijns inziens toch duidelijk
was, maar vermoedelijk zijn mijn mogelijkheden om
iets aan te duiden toch te beperkt. Ik wil de heer
Garritsen mijn berekening later nog wel eens uit
leggen. Ik kan overigens nauwelijks veronderstel
len dat hij dit soort eenvoudige rekensommen niet
zou kunnen volgen.
Op de vraag van de heer Garritsen over het
geld dat op de begroting staat moet ik eerlijk ge
zegd het antwoord schuldig blijven. Ik meen dat
wanneer vacatures niet tijdig kunnen worden inge
vuld op een gegeven moment het daarvoor gereser
veerde geld moet worden ingeleverd aan de algemene
post. Het lijkt mij echter voorstelbaar dat, gelet
op het feit dat de directeur ontbreekt en een zwa
re belasting wordt gelegd op een beperkt aantal
mensen, enige noodmaatregelen zullen moeten worden
getroffen die ook geld kosten. Wellicht kan dat
ten laste van die post gebeuren.
De heer GARRITSEN: Is de wethouder ertoe