2057 4 DECEMBER 1980 mogelijkheden die we hebben, want er zijn maxima vastgesteld voor wat betreft de heffing bij feite lijke gebruikers en zakelijk gerechtigden. Binnen die marge is het mogelijk het tarief voor de fei telijke gebruikers te handhaven. Als het tarief voor de zakelijk gerechtigden op 9,75 per 3.000,wordt gebracht, is er een mogelijkheid om de huurders, over het algemeen de mensen met de lagere inkomens, te ontzien. Indien bij de bereke ning van die basis wordt uitgegaan, zal zelfs iemand die een koophuis van bijvoorbeeld 150.000,bewoont, en derhalve als feitelijk gebruiker én als zakelijk gerechtigde moet betalen, niet méér betalen dan bij uw voorstel. Wethouder VAN BANNING: Ik meen dat de heer Suurmeijer terecht opmerkte dat de opmerkingen van de heer Garritsen beter thuishoorden bij het vori ge voorstel. Ik wil erop wijzen dat de verhouding tussen zakelijk gerechtigden en gebruikers al eer der door de raad is vastgesteld, zodat om het standpunt van de heer Garritsen te kunnen volgen tot een wijziging van het standpunt van de raad zou moeten worden besloten. Verder meen ik dat de heer Garritsen van een verkeerde veronderstelling uitgaat als hij meent dat de huurders als regel de mensen zijn met de lagere inkomens. Hij gaat dan voorbij aan het feit dat veel mensen met lagere inkomens toch zijn overgegaan tot het aanschaffen van een eigen wo ning. Als wij de gedachte van de heer Garritsen zouden volgen, zouden wij juist die mensen, die voor bijzonder grote en zware lasten staan, zeer treffen. Ik meen dan ook dat dat bepaald moet wor den ontraden. De heer GARRITSEN: Ik heb uitgerekend wat be woners van een woning van 150.000,--, dus van een modale koopwoning, bij aanvaarding van mijn voorstel zouden moeten betalen en het is mij ge bleken dat zij dan niet méér behoeven te betalen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2057