4 DECEMBER 1980
2096
wij als raads- of commissieleden niet in een zeer
laat stadium met dergelijke aspecten behoeven te
worden geconfronteerd. Met de weerlegging van de
bezwaren van bedoelde appellant ben ik het overi
gens volstrekt eens, maar wel wil ik nog wijzen op
de naar voren gekomen opmerking over de huidige
toestand van het kathedraalterrein. Gevraagd is,
gezien de lange termijn waarop de parkeergarage
pas zal kunnen worden gerealiseerd, of het niet
mogelijk is dit terrein voorlopig provisorisch als
parkeerterrein in te richten. Met het oog op de
belangrijke functie van de binnenstad lijkt het
ook mij van belang op korte termijn te bezien of
er in dit opzicht mogelijkheden zijn, waarbij ik
bijvoorbeeld denk aan het gebruik van breekpuin
uit het afval. Dat is een goedkoop materiaal dat
ook snel weer kan worden verwijderd, terwijl het
parkeergebeuren in de binnenstad op deze wijze wat
ordentelijker zou kunnen worden geregeld dan nu
het geval is.
In de algemene omschrijving van de hoofdlijnen
in dit plan, waarbij u een voorbehoud maakt ten
aanzien van artikel 11 met betrekking tot het par
keergarage/kathedraalterrein, kan onze fractie
zich volledig vinden en overigens menen wij te mo
gen aannemen dat wij omtrent een en ander in de
commissie ruimtelijke ordening nog nader zullen
worden geïnformeerd.
De heer DE BROUWER: Onze fractie kan het be
toog van de heer Van de Steenoven onderschrijven.
Liever zou ik nog hebben gezien dat de heer Van de
Steenoven zijn opmerking, dat het gevaar van een
klein stukje Hoge Vucht in de binnenstad er bij
het nu voor ons liggende ontwerpbestemmingsplan
wel degelijk inzit, zou hebben herhaald.
De heer Goos stelt dat er tien jaar is ge
praat, dat daaraan nu maar eens een eind moet ko
men en dat er vlug iets moet gebeuren. Wij zijn
van mening dat je er, als tien jaar gepraat niets
heeft opgeleverd, nog maar eens een elfde jaar aan