9 DECEMBER 1980
2124
an - uitbouw van het kort middelbaar beroepsonderwij s
ig in diverse richtingen. Hierbij verwijs ik naar de
betreffende C.D.A.-motie die bij de behandeling
en van de vorige begroting is aangenomen. Wat heeft
ho- het college met deze motie gedaan?
eld- Omtrent de relatie met de arbeidsmarkt zou ik
den het college willen vragen naar zijn standpunt ten
ho- aanzien van de zogenaamde leerling-bouwplaatsen.
js_ Enerzijds worden hier opleidingsmogelijkheden ge-
schapen voor een groep die sterke behoefte heeft
de aan meer en betere kansen, anderzijds dreigt ver-
n (je mindering van reguliere arbeidsplaatsen uit dit
he systeem voort te vloeien. Hoe staat het college
nze hier tegenover?
Tot voor een kwart eeuw bekleedde het onder
wijs een "ivoren torenpositie", er was duidelijk
jh afstand tot de "kille" maatschappij. Die maatschap
k pij bemoeide zich ook weinig met het onderwijswe-
t- reldje. Dat het onderwijs een belangrijke sociale
eze problematiek weerspiegelde werd te weinig ingezien
je Sindsdien zijn belangrijke veranderingen tot stand
gekomen, de maatschappij heeft het onderwijs ont-
r dekt. Vakbonden, organisaties van ondernemers, van
r_ kleine zelfstandigen en van boeren betrekken het
n_ onderwijs bij hun beleid.
juj_ De vermaatschappelijking van de school en van
het onderwijs/leerproces komt mede tot uiting in
de activiteiten van de SAD's. Een SAD die ook in
uit- Breda, werkt op een overlappingsgebied van onder
gen wijskundige en sociale vraagstukken. We kunnen
jng daarbij constateren dat onze SAD met een grote in
zet prima werk doet. Daarbij dient men er zich
s_ overigens goed van te vergewissen dat men niet op
e de stoelen van besturen of schoolleiders gaat zit-
ej(j ten. Bij de SAD's zien we landelijk twee ontwikke
lingen met schaalvergroting als tendens, namelijk:
oeps- regionalisering,
n_ 2. het doorstoten naar het voortgezet onderwijs.
Ook de Bredase SAD zit in een regionaliseringsfa
se. Op zichzelf een goede zaak, mits het peil van
dienstverlening aan de Bredase scholen niet omlaag