2131 9 DECEMBER 1980 in het zogenaamde collegialiteitsbeginseldat wij zeggen in de raad te praktiseren. De P.v.d.A. is van mening, dat de relaties tussen de collegepartijen en P.S.P. en D'66 aan een heroverweging toe zijn. De creativiteit en de betrokkenheid van beide partijen rechtvaardigen een meer betrokken worden van deze partijen bij het stadsbestuur. Als derde punt het slot van dit algemene deel. De raad zou er een bijdrage aan moeten leveren in de voorbereiding tot de besluitvorming en de be sluitvorming zelf meer uitnodigend en open naar de burgerij te functioneren en ook de onderlinge samenwerking te verbeteren. Een aantal praktische afspraken zou hiervoor moeten worden gemaakt. De P.v.d.A. doet het voorstel de volgende mogelijk heden te onderzoeken op haar bruikbaarheid en een mogelijk resultaat: a. in de beleidsvoorbereidende fase betrekken de individuele wethouders voorafgaande aan de discussies in het college de raad via de commissies in hun beleidsvoornemens; de wethou ders doen dit in oriënterende informatieve zin; b. nadat de genoemde oriëntatie en informatie heeft plaatsgevonden worden de preadviezen op gesteld; c. de preadviezen worden vervolgens nadat de fracties zich erover hebben beraden ter ad visering in de commissies besproken; d. tot slot volgt besluitvorming in de raad. Door deze aanpassingen zullen de discussies in raad en burgerij kunnen worden verrijkt. Heel kort willen wij op de individuele porte feuilles ingaan, waarna wij bij onze verdere alge mene beschouwingen in de lijn van het college voor wonen, werken en welzijn de aandacht zullen vragen. In vogelvlucht dus de afzonderlijke porte feuilles en wel ten eerste de portefeuille algeme ne zaken. Deze sector functioneert naar onze me ning niet al te best. Veel zaken worden bij voort during op de lange baan geschoven en slechts weinig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2131