9 DECEMBER 1980 2142 voren gebracht die in de lijn liggen van die van Wim Meijer en Paul Kuijpers. Zij heeft in Den Bosch gezegd: "Het welzijnswerk vecht öm de ach- tergesteldende overheid en de gemeente zullen dan vóór de achtergestelden moeten vechten. De lo kale overheid draagt de uiteindelijke verantwoor delijkheid voor het welzijn op lokaal niveau." De ideeën van Wim Meijer zijn helaas niet in daden omgezet, wettelijke kaders zijn nog niet beschik baar. Via rijksbijdrageregelingen vraagt de uit werking tijd en geduld. Het welzijnsgebeuren heeft vele materiële, maar ook immateriële kanten. Het nieuwe welzijns werk zal vooral zichtbaar moeten worden op buurt en wijkniveau, bij comité's en groepen. Daar zal het gestalte moeten krijgen, gedragen door de ge bruikers zelf. De welzijnswerkers zullen daarbij geen voortrekkers meer kunnen zijn, maar begelei ders/ondersteuners. Dit proces kan naar onze op vatting ondersteund worden door de democratische welzijnsplanning, een hulpmiddel om ons welzijn in een plaatje te vangen, achterstanden op te sporen en prioriteiten te bepalen. Tot nu toe lijkt de discussie steeds vast te lopen in het college. Waarom, waar is het college bang voor? Het college weet toch dat er op dit punt iets móet gebeuren. Burgers hebben er recht op. Verleden jaar nog kreeg Breda van het rijk zeven ton in verband met achter standen op welzijnsgebied. Er valt hier door het college veel en belangrijk werk te doen. Wij heb ben niet alleen structuur- en bestemmingsplannen op huisvestingsgebied nodig, maar ook op het ge bied van het welzijn; de tijd dringt! De P.v.d.A. realiseert zich dat deze nieuwe planvorming span ningen geeft tussen de partners in het overleg, overheid, particulier initiatief en burgerij, en ook spanningen in de raad zelf. Vooral de V.V.D. bepleit eenzijdig de belangen van een deel van het particulier initiatief; de P.v.d.A. wil, evenals de V.V.D, landelijk, een kwantitatieve en kwalita tieve herstructurering van het welzijn met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2142