9 DECEMBER 1980 2154 groten getale op onze tafels worden gelegd. Wij hebben gemerkt dat de verhouding met de woningbouwverenigingen via het P.K.O. niet erg vriendschappelijk is en dat is dan zacht uitge drukt. Een brief van het college van januari geeft een niet mis te verstane indicatie ten aanzien van het oordeel van het college over de woningbouwver enigingen. Kan het college hiervan de oorzaken aangeven en hoe denkt het deze problematiek op te lossen? Een slechte verhouding is niet bevorder lijk voor de woningproduktie Tot slot van het hoofdstuk wonen wijs ik op het feit dat èn de rijksoverheid èn de lokale overheid over onvoldoende instrumentarium beschik ken om de woningnood op te vangen. Als gevolg hier van denken sommigen het recht in eigen handen te kunnen nemen. Woningnood als vraagstuk benadrukken is volstrekt legitiem, maar het doel heiligt be slist niet de middelen. Wij verwachten op korte termijn definitieve voorstellen hier omtrent van het college. Het beleid op dit terrein mag niet afhankelijk zijn van het al dan niet bekend zijn van gerechtelijke uitspraken. Op zijn minst had echter reeds nu in de nota volkshuisvesting een beschouwing over deze problematiek opgenomen moe ten zijn. Of wordt hierover binnen het college soms verdeeld gedacht? Daar zijn wij erg nieuws gierig naar. Eveneens hebt u er melding van gemaakt dat het college nog geen eensluidend oordeel heeft ten aanzien van de problematiek van de stadsvernieu wing. Ook hier zou een minder politiek geladen be nadering van het allergrootste belang zijn. Met de huidige inventarisnota lopen wij toch het gevaar teveel verwachtingen te wekken, terwijl de reali satie in belangrijke mate afhangt van subsidie. Een omgekeerde benadering, eerst eens naar de mid delen kijken en daarbij bepaalde projecten zoeken, zou ons meer aanspreken. Soms krijg je door alle inventarisaties wel eens de indruk dat op korte termijn de hele stad op de schop moet en dat zal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2154