9 DECEMBER 1980 2164 Juist op deze terreinen kan met relatief weinig middelen veel tot stand worden gebracht. Hier wor den immers de voorwaarden geschapen die de mens in staat stellen om op een hoogst individuele manier, onafhankelijk van de economische situatie, zijn leven zo in te richten dat het de moeite waard is. De activiteiten die vanuit de portefeuille speci fiek welzijn worden mogelijk gemaakt moeten we on- zes inziens dan ook niet anders beschouwen dan als lapmiddelen. Om een voorbeeld te noemen: goed on derwijs vermindert de noodzaak tot emancipatie programma's die, wanneer zij als zodanig worden aangeboden, partij-politiek kunnen zijn gekleurd en zelf, door mogelijke indoctrinatie, weer de oor zaak van onvrijheid kunnen zijn. Vervolgens de kunst. Volgens ons is de enig juiste kunstzinnige vorming te realiseren door mensen in aanraking te brengen met kunst. De op vatting van bijvoorbeeld de Partij van de Arbeid dat kunstzinnige vorming zoveel is als mensen be wust maken van hun maatschappelijke situatie om op die manier hun weerbaarheid te vergroten verwerpen wij. Voor D66 is kunst het middel bij uitstek tot verheffing van mensen boven het alledaagse, in casu hun maatschappelijke situatie, waardoor hun geestelijke onafhankelijkheid wordt vergroot. Ge brek aan interesse van het college voor deze zaken blijkt niet alleen uit de schamele budgetten, maar ook uit de lagere prioriteit die bijvoorbeeld wordt toegekend aan het financieel steunen van stimuleringsscholen en ook is het tekenend dat men vanuit het particulier initiatief tot drie maal binnen de tijd van ongeveer een jaar kans heeft gezien concerten op hoog niveau te organiseren; kennelijk constateerde het particulier initiatief wèl een behoefte daaraan in Breda. Een tekort van geheel andere aard constateren Wij in de sector openbare werken. Niettegenstaande het schier oneindig budget hebben wij reeds twee jaar lang tevergeefs gepleit voor een zogenaamde bouwtechnisch opbouwwerker.Alleen al in theorie kan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2164