28 JANUARI 198U richting van de rijksoverheid aan te wenden en wellicht niet ten onnutte, zoals u vanavond ziet teneinde een opening in "Den Haag" te verkrij gen, zodat in de beperkte besteding van rijksgel- den ook voor de groeisteden een bepaald bedrag wordt ingebouwd om het voorzieningenniveau in de welzijnssector op peil te brengen. Dat is de on derbouw van de 2,6 miljoen. Ik antwoord hiermee meteen op vragen van de heren Van Asseldonk en Garritsen. Gekoppeld aan het aantal woningen dat gereed moet komen, lopen wij daar gevaar mee en blijft het bouwtempo in de Haagse Beemden metterdaad achter, maar ik moet er op wijzen dat deze tendens zich even sterk in an dere groeigemeenten voordoet en dat wij in evenre digheid redelijk zeker mogen zijn van een defini tieve goedkeuring van deze voorlopige subsidie Als dit gebeurt en als de rijksoverheid op bepaalde plaatsen in Nederland een extra impuls wil geven om bevolkingsconcentraties om welke re den dan ook op te vangen, dan is het natuurlijk wat jammer dat wij nadrukkelijk moeten vaststellen dat de onderhavige subsidie vooralsnog een éénma lig karakter heeft. Aangezien het éénmalig karak ter van deze subsidie beperkt is tot een stuk van de eerste woonbuurt in de vorm van 3.000 huizen en u weet dat er qua opdracht 10.000 woningen in de Haagse Beemden gerealiseerd moeten worden, hopen wij en ik vind het terecht dat de heer Kammeraat daar aandacht voor vraagt dat er een bepaalde continuïteit in deze subsidie zal worden gebracht. De tweede operatie op initiatief van dit col lege samen met de groeisteden heeft geleid tot een gesprek met de minister en de staatssecretaris, waarbij wij aandacht hebben gevraagd voor de bij zondere financiële positie van de groeisteden in het kader van de welzijnsvoorzieningen. Het be treft geen kwestie die wij hier kunnen regelen en ook geen kwestie die de minister van Volkshuisves ting en Ruimtelijke Ordening met zijn staatssecre taris kan regelen, maar het is een zaak die wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 217