2190
11 DECEMBER 1980
Eissens is opgemerkt over het geweldige tijdsbe-
slag dat het raadswerk voor de leden van de raad
met ziöh brengt. Het raadswerk is op het ogenblik
voor vele mensen een ongelooflijke opgave, maar
een oplossing daarvoor is naar mijn mening nauwe
lijks of niet voorhanden. De bestuurlijke taken
hebben zich zodanig uitgebreid, dat wij zullen
moeten leren leven met de situatie die inmiddels
in dit opzicht is ontstaan. Als eenieder die deel
uitmaakt van het bestuur van deze stad nu op zijn
eigen stoel blijft zitten, zijn eigen taken en
eigen verantwoordelijkheden ziet, dan zou het nog
wel eens kunnen meevallen, maar een feit is en
blijft dat de werkzaamheden ongelooflijk zijn
uitgebreid.
Op de vraag van de heer Eissens over de kwes
tie van een vergoeding voor aftredende raadsleden
kan ik antwoorden, dat daarover zoals is toege
zegd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
is gecorrespondeerd. Uit die correspondentie is
gebleken dat een wettelijke basis voor hetgeen de
heer Eissens voor ogen heeft ontbreekt, zodat er
op het ogenblik geen mogelijkheden zijn daarvoor
een oplossing aan te dragen. Ik ben graag bereid
de brief van de V.N.G. hierover in de commissie
algemene zaken aan de orde te stellen.
Mevrouw Saelman spreekt over machteloosheid
ten opzichte van het reglement van orde, Ik ben
daarop zojuist al ingegaan, ik wil echter nog eens
herhalen dat deze spelregels er toch moeten zijn
om de machteloosheid nog niet groter te doen zijn.
Zonder die spelregels zouden de discussies oever
loos worden en helemaal geef effect sorteren. In
dit verband wijs ik er dan nog op dat er een werk
groep voor herziening van de Gemeentewet is ge
weest, welke werkgroep belangwekkend werk heeft
verricht waarvan wij wellicht toch nog eens ken
nis moeten nemen. De positie van de raad is in dat
kader versterkt en ook de kwestie van de delegatie
is aan de orde gekomen, terwijl voorts aandacht
is besteed aan een onderwerp waarover de heer Crul