21 JANUARI 1980 21 initiatief niet gunt; men heeft dat mij ook ge zegd. Ik wijs er evenwel op dat men dan zélf het initiatief had moeten nemen. Dit doet mij een beetje denken aan de tijd van het rijke roomse le ven, maar die tijd is gelukkig toch wel voorbij Vervolgens wil ik in de richting van de Par tij van de Arbeid nog het volgende zeggen. In de commissievergadering heb ik begrepen dat de Partij van de Arbeid begaan is met de problematiek van het M.A.I.C. In zekere zin kunnen wij er, politiek gezien, wel enig begrip voor opbrengen dat die fractie de interpellatie niet zal toestaan; ik be grijp dat er tussen de fractievoorzitters wat sig nalen worden gegeven. De heer EISSENS: Ik wilde graag alleen even weten of uw hele partij hier achter staat en dat wordt beaamd. De heer KOERTSHUIS: Eigenlijk ben ik ér een beetje blij om dat ik nu eindelijk eens mijn gal kan spuwen over een mentaliteit die ik al jaren proef. Ik kan u zeggen dat de opmerkingen die ik nu maak, en die misschien wat hard overkomen, van mij persoonlijk zijn. De heer HENDRIKSENIk kon uit de context niet meer opmaken of de heer Koertshuis over ons of over het C.D.A. sprak toen hij het over een be paalde mentaliteit had. De heer KOERTSHUIS: Ik had het over De VOORZITTER: Misschien kan het interrumpe ren nu voor een ogenblik worden gestaakt, opdat de heer Koertshuis zijn toespraak kan afronden. Daar na kan dan tot besluitvorming worden gekomen. Ik verzoek de heer Koertshuis zijn verhaal af te ma ken, zo hem dat mogelijk is. De heer KOERTSHUIS: Toen ik over een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 21