11 DECEMBER 1980
2201
van de woningproduktie aan deze wethouder óf aan
dit college danwel aan vorige colleges ligt. Hij
gelieve dan ter wille van een stukje algemene ori
ëntatie, waar hij in zijn overduidelijke P.S.P-
verhalen ook in andere opzichten een landelijke
teneur naar voren haalt, de landelijke tendens op
dit terrein eveneens in zijn stellingname in te
bouwen, wat wij ongetwijfeld woensdagavond zullen
beleven.
De heer Eissens is eerder gekomen met het item
"bouwen bij het leven" en komt nu met de kreet
"leven houden in de bouw". Zonder daarop nu funda
menteel in te gaan en zonder hierover het laatste
woord te zeggen enkele opmerkingen, allereerst
over de kwestie van de inzakkende bouwmarkt. Als
wordt gesproken over de Haagse Beemden, over de
binnenstad, over stadsvernieuwing, over het bouwen
in deze drie situaties, dan moet ik constateren
dat wij daarbij fundamenteel met de inzakkende
bouwmarkt hebben te maken. De vraag die wij ons
zelf zullen moeten stellen en die ook op landelijk
niveau nog steeds niet is beantwoord, een vraag
waarvan de beantwoording lokaal een kwestie van
politieke keuze zal zijn, is de vraag of het in
zakken van de bouwmarkt van structurele aard is.
Met het antwoord op die vraag hebben vele zaken te
maken.
Een tweede vraag is hoe de inzakkende bouw
markt als economisch-recessie-verschijnsel zich
verhoudt tot een aantal beleidsbeslissingen die
buiten ons om worden genomen. Hierbij noem ik in
de eerste plaats de nog steeds vigerende regeling
op grond waarvan Breda als groeistad functioneert.
Breda heeft in het kader van de groeistad-gedachte
de opdracht voor de immigratie vanuit de Randstad,
voor immigratie vanuit de regio èn voor de eigen
behoefte een aantal woningen te bouwen. Klopt dat
nog met elkaar? Een derde vraag die je mag stellen
is of de hele situatie van Breda in dit bouwproces,
in het gehele planologisch proces, zich verhoudt
met de komende indicaties in en de vaststelling