11 DECEMBER 1980 2203 A-woningen en woningen in de woningwetsector? Op het moment waarop voor de laatste mogelijkheid wordt gekozen zullen ook problemen ontstaanop dat moment zitten wij namelijk ook verkeerd met de grondexploitatie en zullen wij tijd verliezen door de noodzakelijke wijzigingen van bestemmingsplan nen. Een heilig dualisme, waarop ik nu gezien de tijd niet verder kan ingaan. Wij zijn er nog niet uit, maar ik denk dat de raad met de risico's in het kader van de grondexploitatie zeer nadrukke lijk zal worden geconfronteerd. Op de vraag of de inzakkende woningmarkt voor het woningbouwprogramma in de binnenstad consequen ties heeft kom ik nog terug. Het zal naar ik aan neem niet in die mate het geval zijn als in de Haagse Beemden en consequenties voor de stadsver nieuwing zie ik niet. Met het oog op de inzakkende woningmarkt heeft de heer Ten Wolde gevraagd hoe het met de belemme rende voorwaarden zit, zoals de verkoopvoorwaarden, het toelatingsbeleid, artikel 56 van de Woningwet en het invoeren van de Woonruimtewet De heer TEN WOLDE: Wat de eerste twee aspec ten betreft voel ik mij gesteund door de heer Eis- sens. Wethouder VAN DUN? Ik zeg niets anders, ik releveer alleen uw vraag. Op de door de heer Eis- sens ondersteunde vraag van de heer Ten Wolde ant woord ik, dat hij een onmogelijke vraag stelt. De heer Ten Wolde vraagt namelijk: "Zoudt u het ef fect van deze beperkende maatregelen op de huidige woningmarkt kunnen kwantificeren?" Dat kan ik ge woon niet, dat kan het college niet, ik kan er al leen op wijzen dat het samenstel van beperkende voorwaarden en invoering van beperkende omstandig heden alsmede verkooppegulerende maatregelen heel nadrukkelijk aan de orde komt in de wijde context van de nota volkshuisvesting. Een interessant punt in het kader van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2203