220
28 JANUARI 1980
2000 is. Op dit moment is er een proces gaande
tussen de ambtenaren van de gemeente Breda en een
aantal medewerkers van de Werkgroep 2000, om te
bezien of men gezamenlijk kan komen tot het opstel
len van randvoorwaarden onder welke zich het expe
riment van inspraak zal kunnen gaan voltrekken.
Dat is de feitelijke situatie, dat hebben wij met
de afspraken beoogd en dat is bedoeld met de con
cretisering van het inspraakgebeuren.
Mevrouw Muntjewerff zegt dat het gelijktijdig
realiseren van dingen in de bestaande stad én in
de Haagse Beemden haar doet denken aan een zekere
onevenwichtigheid. De indruk bestaat dat in de
Haagse Beemden veel meer zaken mogelijk worden ge
maakt dan in de bestaande stad. Welnu, dat kan op
de hand gewogen en intuïtief wel zo overkomen,
maar ik denk dat wij wat verschil moeten maken tus
sen het bouwen van een nieuwe wijk met de bedoe
lingen, zoals die door de raad zijn uitgesproken,
en het realiseren van voorzieningen in bestaand
Breda. Ondanks het feit dat ik persoonlijk nogal
wat moeite heb gehad het college weet dat
met de integratie van de financiële opzet van de
Haagse Beemden in de totale begroting, wil ik er
toch op wijzen dat u momenteel een begroting ziet
waarin het Haagse Beemden-plan geïntegreerd is,
zodat de raad in staat is het afwegingsproces
waar mevrouw Muntjewerff niet ten onrechte even de
vinger op legt in gezamenlijk overleg tussen
raad en college tot stand te brengen. De op voor
hand ingenomen stelling, dat er meer naar de Haag
se Beemden dan naar bestaand Breda gaat, onder
schrijf ik vooralsnog niet.
Als mevrouw Muntjewerff zegt dat de inspraak
in de toekomst beter moet worden voorbereid, moet
ik haar enerzijds verwijzen naar onze benadering
van de B.R.W.-subsidies goudgerand met voor
waarden en naar de hoop dat zij wat soepeler
worden toegepast, anderzijds naar de bedoelingen
die dit college met de inspraak in de Haagse Beem
den heeft.