2216 11 DECEMBER 1980 behoef er dan ook niet dieper op in te gaan is uiterst schaars en datgene waarover wij beschikken zal in de toekomst volstrekt onvoldoende zijn. Er zijn ik mag dat niet verhelen contacten ge weest met bedrijven die vestiging in Breda over wogen, in welke gevallen de onderhandelingen zijn afgebroken op grond van het feit dat wij geen lo- katie konden aanbieden die voldeed aan de door hen te stellen normen. Aanwijsbaar is daarnaast het vertrek van een gelukkig beperkt aantal bedrijven, die op grond van onvoldoende mogelijkheden tot ruimtelijke expansie naar elders zijn vertrokken. In dit verband ook iets over kantoren. De leegstand een wat negatief geladen term, ik wil liever over mogelijk aanbod spreken van kantoren is tot onder het acceptabele niveau ge daald. Op dit moment is geen enkele kantoorruimte van enige omvang beschikbaar, het aanbod is in Breda tot beneden de 1% gedaald. Terwijl vele tienduizenden stadsgenoten dat moeten wij ons toch goed realiseren hun werkgelegenheid in de ze stad op een oppervlakte van pakweg 300.000 m^ als kantoorruimte vinden is er op dit moment in deze sector een aanbod van niet meer dan een klei ne 2.000 m Wanneer wij nu even terugdenken aan de periode waarin er sprake van was dat de open universiteit zich in Breda zou vestigen, waarbij het tamelijk snel -- ik wil niet eens "ogenblikke lijk" zeggen kunnen beschikken over kantoor ruimte met een oppervlakte van 6.000 m^ één van de eisen was, dan zal het u toch duidelijk zijn dat het alleen al gezien de normale mutaties die in de kantoorsector plaatsvinden en het kunnen voeren van een redelijk beetje acquisitiebeleid volstrekt noodzakelijk is dat in de gemeente Breda een 10.000 m^ kantooroppervlakte beschikbaar komt. Hoewel de industriële werkgelegenheid op dit mo ment natuurlijk in het centrum van de belangstel ling staat en ook moet staan, geloof ik toch te mogen zeggen dat wij met elkaar zullen moeten voorkomen dat de kantorensector onder druk van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2216