2254 11 DECEMBER 1980 theorieën van ongeveer honderd jaar geleden! Wethouder PAULUSSEN: Daarop zullen wij in tweede instantie nog wel verder ingaan! Pluriformiteit en identiteit. Een belangrijk uitgangspunt is zo stelde ik zoëven reeds -■*- dat het particulier initiatief een belangrijke taak heeft in de uitvoering van welzijnsactivitei ten, maar dit mag zoals gezegd niet leiden tot mo nopolieposities. Inderdaad, een standpunt waarin de V.V.D. en de P.v.d.A. zich landelijk herkennen zoals door de heer Crul tijdens de algemene be schouwingen is opgemerkt. De heer TEN WOLDE: Wij herkennen ons daarin ook heel goed! Wethouder PAULUSSEN: Dat is dan al weer mee genomen! De overheid dient er dus voor te zorgen dat een pluriformiteit aan voorzieningen tot stand wordt gebracht en in stand wordt gehouden. Ik ben blij dat het C.D.A. in Breda dit standpunt ook on derschrijft en de heer Ten Wolde het landelijk standpunt van de V.V.D. Dit opent de weg voor een vruchtbare discussie over de claims die tal van bestaande instellingen leggen op nieuwe initiatie ven, zoals spontane open-schoolgroepenf welzijns?- werk voor Molukkers en Surinamers, aictiviteiten voor zwerfgroepen, om maar een paar dwarsstraten te noemen. De koppeling tussen pluriformiteit en identiteit is een zo vanzelfsprekende geworden -- u hebt dit gehoord in de algemene beschouwing van de heer Eissens dat ik die twee aspecten toch eens los van elkaar wil beschouwen. Identiteit is naar mijn mening niet te beschouwen als een door een hoger wezen gegeven rationaliteit, het is een hoedanigheid die uitsluitend kan worden ontleend aan gezamenlijke afspraken hierover tussen gebrui kers en cliënten, werknemers en bestuurders van een instelling, bestuurders overigens die in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2254