11 DECEMBER 1980
2255
kader van de democratisering van instellingen
niet langer door zittende bestuurders kunnen wor
den aangezocht en benoemd, maar die op grond van
benoemingsrechten van medewerkers, gebruikers,
cliënten en de overheid hun publieke functie ver
werven
De heer RöMKENS: Is dat de enige definitie
van identiteit die de wethouder nu geeft? Dan moet
ze er Van Dale een keer op naslaan!
Wethouder PAULUSSEN: Identiteit berust mijns
inziens inderdaad op afspraken in de sfeer van het
werken tussen gebruikers, cliënten, werknemers en
bestuurders
De heer SCHURING; Ik dacht dat identiteit
vooral iets is waaraan je zelf vorm mag geven!
Wethouder PAULUSSEN; In het kader van het
welzijnswerk wordt hieraan mijns inziens op de
door mij aangegeven wijze vorm gegeven, in de
sfeer van afspraken tussen de drie bepalende com
ponenten
De heer VAN ASSELDONK: En dat is dan heel
constructiefVindt u ook niet?
Wethouder PAULUSSEN: Die interruptie heb ik
niet verstaan.
Langs deze weg zal een andere pluriformiteit
en een ander patroon van identiteiten ontstaan dan
de nu uit pure traditie gegroeide situatie die
nauwelijks pluriform genoemd kan worden en die
slechts identiteiten zonder veel draagvlak te zien
geeft.
Ik kom tot de inperking van het particulier
initiatief. Het C.D.A. blijft van mening dat in
perking van het particulier initiatief afgewezen
moet worden en soortgelijke uitingen zijn bij her
haling van de zijde van de V.V.D. eveneens te