2262
11 DECEMBER 1980
betreurd. Het spijt mij bijzonder dat uitbreiding
van het opbouwwerk in deze sfeer door de meerder
heid van het college wordt afgewezen, duidelijker
kan ik het niet zeggen.
Ik ben wat ontmoedigd door het heilloze ver
haal dat door de fractievoorzitter van D'66 over
welzijnsbeleid is gehouden. Ik citeer: "marginaal
welzijnswerk", "een bonte stoet geëtiketteerden"
"lapmiddelen" enz. Wie echt eens heeft nagedacht
over de groepen die verkeren in een situatie van
zich niet welbevinden door tekortkomingen van on
der meer de kant van de gemeente weet, dat dit
precies de groepen zijn die wij zo nadrukkelijk
hebben genoemd. Mensen, geen nummers en geen cate
gorieën, mensen met een gemeenschappelijk kenmerk,
namelijk achterstand, een achterstand die wel eens
het gevolg zou kunnen zijn van ons beleid, mensen
ten opzichte van wie wij onze eindverantwoordev
lijkheid voor de lokale verzorgingssituatie niet
hebben waargemaakt. Hen niet nadrukkelijk noemen,
hen geen prioriteit geven, betekent het bevestigen
en het bestendigen van hun achterstand. Snakken
naar kunst öf snakken naar het zelf kunnen lezen
van de krant of een rekening? Het is duidelijk
waaraan D'66 prioriteiten toekent, het is duide
lijk waartoe het de gedachten over welzijn de
vrije loop laten zoals de fractievoorzitter dat
zo treffend omschreef leidt.
Tot slot het volgende. Ik wil een stukje ci
teren uit de gele nota; tenslotte is daaruit nog
maar weinig aangehaald, dat zal ik nu eens doen.
Op pagina 14, punt 6 de evaluatie van ons pro
gramakkoord lees ik; "De op het sociale terrein
werkzame organisaties moeten gemakkelijk herken^-
baar zijn en dicht bij de bewoners, gebruikers en
cliënten staan." Onder punt d wordt vervolgens
gesteld: "Ter vergroting van de mogelijkheden tot
dienstbetoon aan en bereikbaarheid voor de burgers
dienen de welzijnsinstellingen zoveel als mogelijk
en gewenst is in de wijken werkzaam te zijn." Ik
spreek de hoop dat de raad en het college zich aan