2274 11 DECEMBER 1980 vervolgens stelt, dat hem geen gegevens ten dien ste stonden op grond waarvan hij nauwkeurige bere keningen zou hebben kunnen maken, dan vind ik de opmerking van de heer Garritsen hierover toch wel wat slordig, zo niet misleidend. De heer GARRITSEN: De heer Welschen heeft op mijn vraag hierover ook geen duidelijk antwoord gegeven, hij heeft het naar ik meen over 4000 man^- jaren gehad. Ik heb een en ander nog eens doorge rekend en kwam op grond van de 2 miljoen bezui niging weer tot een vijftien arbeidsplaatsen, maar wellicht kan de heer Van Banning concreet aangeven om welk aantal het dan wel gaat. Wethouder VAN BANNING: Ik heb geen chip bij me, anders zou ik het misschien meteen voor de heer Garritsen kunnen uitrekenen. Ik wil nu echter beginnen aan planning en automatisering en de heer Garritsen zal het mij naar ik aanneem niet euvel duiden dat ik mij die moeite maar bespaar. De heer GARRITSEN: Ik heb hierover in eerste termijn al een vraag gesteld, zodat u de cijfers mijns inziens in uw antwoord wel had kunnen pre senteren. Wethouder VAN BANNING: Ik heb al naar voren gebracht, dat uw opmerking hierover wat slordig of zelfs wat misleidend was, waar u eerst over vijftien arbeidsplaatsen sprak en vervolgens op merkte het aantal niet nauwkeurig te hebben kunnen berekenen. Voor het overige bent u hieromtrent naar mijn mening voldoende beantwoord door mijn collega Welschen. Het is met enige schroom dat ik het chapiter planning aankaart, zeker na de ietwat sombere ge dachten geuit door de heer Ten Wolde over het ge bruik maken of beter gezegd het niet gebruik maken van moderne technieken bij het bestuursgebeuren in het algemeen en ook in onze stad. Ik zou daarop

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2274