28 JANUARI 1980
229
De heer VAN DE STEENOVEN: Mijnheer de voor
zitter. Mijn fractie kan op zichzelf akkoord gaan
met dit voorstel. Wij hebben begrepen uit andere
notities die we ook in de commissie ruimtelijke
ordening hebben besproken dat we met betrekking
tot de Allerheiligenweg nog meer voorstellen tot
het aanleggen van verkeerslichteninstallaties zul
len krijgen. Mijn fractie vreest dat de aanleg van
dergelijke installaties tot gevolg zal hebben dat
automobilisten die route een beetje gaan mijden,
hetgeen tot sluipverkeer zou kunnen leiden. Ik
denk dat aanvullende maatregelen in de omliggende
straten nodig zullen zijn en ik vermoed ook dat
daar wel reeds aan gewerkt zal worden in de sfeer
van de ontwikkeling van het verkeerscirculatie
plan. Wij vinden dat de maatregelen in de straten
in de omgeving van de Allerheiligenweg qua tijd
parallel zouden moeten lopen met de aanleg van de
verkeerslichteninstallaties
Wethouder VAN DUN: Mijnheer de voorzitter. De
heer Van de Steenoven weet dat de motieven, die
achter het plaatsen van verkeerslichteninstalla
ties op de Allerheiligenweg liggen, in de eerste
plaats de intensiteit van het verkeer op het be
treffende kruispunt en in de tweede plaats het
daarmee samenhangende veiligheidsaspect zijn. Hij
weet waarschijnlijk ook hoe het verkeerscircula
tieplan Ginneken zich in verband met de studie
groep ontwikkelt. De onderhavige verkeerslichten
installatie past in alle modellen van dat groeiend
VCPBovendien zal de verkeerslichteninstallatie
altijd nut hebben, wat er ook gebeurt in het kader
van een mogelijke omleiding ten aanzien van Nieuw-
Ginneken
De heer Van de Steenoven vraagt of het moge
lijk is aanpalende verkeersmaatregelen in de stra
ten rondom de Allerheiligenweg te koppelen aan het
moment waarop de verkeerslichteninstallatie wordt
gesitueerd. Ik zal er naar streven, maar ik kan
het niet garanderen omdat een en ander mede