15 DECEMBER 1980
2327
om daaraan tegemoet te komen. Wij moeten in elk
geval erkennen dat dat feit er is. Als de Gemeen
tewet wordt herzien, waarbij versterking van het
primaat van de raad duidelijk centraal wordt ge
steld, zal daaraan zeker aandacht worden besteed
in de wet, zelfs voor wat betreft de voorbereiding
van allerlei zaken die in de raad gestalte moeten
krijgen. Met name denk ik daarbij daaromtrent
zal ook het een en ander worden voorgeschreven
aan de voorbereiding voor het vormen van het dage
lijks bestuur van een gemeente.
De heer Ten Wolde is, mijns inziens terecht,
nog eens teruggekomen op het vraagstuk van de we
tenschappelijke benadering. Ik heb zeker niet de
bedoeling gehad daaromtrent enig verwijt te maken.
Erg belangrijk is mijns inziens dat wij met elkaar
moeten werken aan een verantwoorde werkwijze. Mis
schien is mijn opmerking hierover nogal lakoniek
overgekomen en leek het erop alsof ik alleen maar
wilde zeggen dat we het beter moeten doen, waarbij
het de vraag is hoe dat zal moeten. Dat zou na
tuurlijk erg weinig zeggend zijn geweest en ik kan
de heer Ten Wolde zeggen dat het zeker niet mijn
bedoeling is geweest die kwestie op die manier af
te doen. De tools waarover hij spreekt zullen ook
zeker moeten worden aangedragen, maar hij zal wel
van mij will.en geloven dat ook ik daarmee worstel.
Vandaar ook dat ik sprak over een gezamenlijke
verantwoordelijkheid. Er is mij niets liever dan
dat wij ertoe in staat zullen zijn de taken en be
voegdheden van elkaar duidelijk te scheiden en
daarbij te zien welke de mogelijkheden zijn. Het
is evenwel ook moeilijk voor de raad om zich tot
de hoofdlijnen te beperken en de andere zaken aan
het college van b, en w, te delegeren. Ook dat is
zeker nog geen gemeengoed in het functioneren van
de raad van vandaag. Daarbij komt tegelijkertijd
de noodzaak om met ons allen iets te doen aan al
lerlei effecten die wij de laatste jaren in het
eigenlijke functioneren van de raad hebben ervaren.
Graag wil ik daarbij het voortouw nemen. Wij hebben