2330 15 DECEMBER 1980 programakkoord. Verder wordt in de motie het ver langen uitgesproken dat uiterlijk februari 1981 een globale beleidsanalyse wordt opgesteld voor de korte en de lange termijn. Ik wijs in dit verband op het beleid dat wij ons hebben voorgenomen in de komende jaren te voeren en voorts op het feit dat wij als college voornemens zijn wij zullen dat voornemen ook uitvoeren in januari over het beleid voor de jaren 1982 tot en met 1984 verder te spreken. Dit houdt in dat het gestelde onder punt 5 reeds in het voornemen van het college ligt. Het vierde punt van de motie vermeldt dat het buurt- en wijkgebeuren de basis van het lokaal beleid zal moeten zijn. Er is een ogenblik over gesproken dat dit méde de basis van dat beleid zou kunnen zijn. In de richting van buurten en wijken zijn al extra accenten gegeven, maar verre-r weg het grootste deel van de activiteiten is van stedelijke aard. Wij menen daarom dat niet kan worden gesteld dat het lokale beleid op basis van het buurt- en wijkgebeuren zal moeten plaatsvin den. Wethouder VAN DUN: Een kwartier spreektijd betekent, dat ik heel kort zal reageren op de vele onderwerpen die aan de orde zijn gesteld, waarbij het duidelijk zal zijn dat ik niet zal ingaan op de opmerkingen die tussen de fractievoorzitters onderling gewisseld zijn. Eén persoonlijke, misschien wat politieke op merking. Bij mijn eerste antwoord op de algemene beschouwingen heb ik gezegd, dat ik het beleidsv stuk zoals dat op tafel ligt een moedig stuk vind en dat is een uitspraak waar ik bij blijf. Ik zeg dit met name omdat de heer Crul, waarschijnlijk vanuit een geheel andere optiek, heeft gesteld dat in de toekomst moeilijker tot dit soort compromis sen zal kunnen worden gekomen. Wanneer hij daarmee bedoelt dat de contouren, zoals zij vastliggen in de financieel—economische mogelijkheden van dit college, de gang van zaken bemoeilijken, dan geef

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 2330