232 28 JANUARI 1980 ook gecombineerd in zijn beantwoording te verwer ken? Wethouder VAN DUN: Mijnheer de voorzitter. De beantwoording van de vraag van de heer Van Assel- donk is het gemakkelijkste. Ik kan in alle duide lijkheid zeggen dat wij met het fietstunneltje ter plaatse nog niet klaar zijn. De heer Van de Steenoven heeft in feite al leen maar gevraagd om aandacht voor deze proble matiek, mede in het kader van het komende pread vies over het rapport van het projectteam Hoge Vucht. Ik wil hem dat graag toezeggen. Toch wil ik even in het kort ingaan op de pro blematiek zoals hij die schetst. Ik denk dat zijn fractie en ik het volkomen eens zijn over het feit dat de noordelijke rondweg op dit moment een ver- keers-gevaarlijk karakter heeft; dat blijkt uit de ongevallenstatistiek van de politie, die door de sociografische dienst wordt verwerkt. Ik verwacht dat de druk op de noordelijke rondweg(in de toe komst) of die nu bepaald wordt door het gebeuren rondom Rijksweg 58 of mede bepaald wordt door de totstandkoming van de Haagse Beemdenin elke ge val groter zal worden en ik ben dus van mening dat wij aandacht voor deze situatie moeten hebben. Zonder voorschotjes te geven over de standpuntbe paling van het college in dezenwij hebben er ze ker nog niet fundamenteel over gesprokenmoet ik zeggen dat wijen ik vind het plezierig dat de heer Van de Steenoven zich dezelfde bescheidenheid aanmeetgeen verkeersdeskundigen zijn.Het is een ontstellend moeilijke materiewaarbij wij in grote lijnen twee kanten uit kunnen.Wij kunnen denken in de richting van de door de heer Van de Steenoven genoemde ongelijkvloerse kruisingen en wij kunnen ook proberen door middel van steeds meer verkeers lichten een grotere veiligheid te creëren. In dit verband denken wij zeker ook aan de centrale ver keersregeling, ten aanzien waarvan de raad inder tijd een nota heeft gezien en voor de realisering

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1980 | | pagina 232